Oefening 1: Basis declaratieve zinnen in het Galicisch
2. Tiago *traballa* na oficina. (Hint: Werkwoord “traballar” betekent “werken”, gebruik de derde persoon enkelvoud.)
3. Nós *comemos* xantar ás dúas. (Hint: Werkwoord “comer” betekent “eten”, eerste persoon meervoud.)
4. Ela *ten* un can pequeno. (Hint: Werkwoord “ter” betekent “hebben”, derde persoon enkelvoud.)
5. Vós *falades* galego moi ben. (Hint: Werkwoord “falar” betekent “spreken”, tweede persoon meervoud.)
6. O libro *está* na mesa. (Hint: Werkwoord “estar” betekent “zijn” voor locatie, derde persoon enkelvoud.)
7. Eles *van* ao mercado cada sábado. (Hint: Werkwoord “ir” betekent “gaan”, derde persoon meervoud.)
8. Eu *gusto* moito da música tradicional. (Hint: Werkwoord “gustar” betekent “leuk vinden”, eerste persoon enkelvoud.)
9. A nena *baila* na festa. (Hint: Werkwoord “bailar” betekent “dansen”, derde persoon enkelvoud.)
10. Nós *vivimos* nunha cidade pequena. (Hint: Werkwoord “vivir” betekent “wonen”, eerste persoon meervoud.)
Oefening 2: Uitgebreide declaratieve zinnen met werkwoordstijden
2. Eles *escribiron* unha carta longa. (Hint: Verleden tijd van “escribir” voor derde persoon meervoud.)
3. Nós *falamos* con ela hai un momento. (Hint: Verleden tijd van “falar” voor eerste persoon meervoud.)
4. Ti *leste* o libro? (Hint: Verleden tijd van “ler” voor tweede persoon enkelvoud.)
5. Ela *fixo* un debuxo bonito. (Hint: Verleden tijd van “facer” voor derde persoon enkelvoud.)
6. Eu *vin* a festa tarde. (Hint: Verleden tijd van “vir” voor eerste persoon enkelvoud.)
7. Vós *cantastes* na reunión onte. (Hint: Verleden tijd van “cantar” voor tweede persoon meervoud.)
8. O profesor *explicou* a lección claramente. (Hint: Verleden tijd van “explicar” voor derde persoon enkelvoud.)
9. Nós *bebemos* auga despois de correr. (Hint: Verleden tijd van “beber” voor eerste persoon meervoud.)
10. Eles *andarón* polo parque pola tarde. (Hint: Verleden tijd van “andar” voor derde persoon meervoud.)