Oefening 1: Eenvoudige declaratieve zinnen in het Estisch
2. Ta *sööb* hommikusööki praegu. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van het werkwoord “sööma”)
3. Meie *elame* Tallinnas. (Gebruik het juiste werkwoord om wonen uit te drukken)
4. Sa *jood* vett iga päev. (Gebruik de juiste vorm van “joo” in de tweede persoon enkelvoud)
5. Nad *räägivad* eesti keelt hästi. (Gebruik de meervoudsvorm van het werkwoord “rääkima”)
6. Kass *magab* diivanil. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van “magama”)
7. Õpetaja *kirjutab* tahvlile. (Gebruik de juiste vorm van “kirjutama” bij een enkelvoudig onderwerp)
8. Me *mängime* jalgpalli iga nädal. (Gebruik de eerste persoon meervoud van “mängima”)
9. Ta *luges* raamatut eile. (Gebruik de verleden tijd van “lugema”)
10. Mina *teen* oma kodutööd nüüd. (Gebruik de juiste vorm van “tegema” in de tegenwoordige tijd)
Oefening 2: Declaratieve zinnen met tijdsaanduidingen in het Estisch
2. Me *sõime* lõunat kaks tundi tagasi. (Gebruik de verleden tijd van “sööma”)
3. Nad *töötavad* kontoris iga päev. (Gebruik de juiste vorm van “töötama” in het meervoud)
4. Sa *lugesid* seda raamatut eelmisel nädalal. (Gebruik de verleden tijd van “lugema” tweede persoon enkelvoud)
5. Mina *jõin* kohvi hommikul. (Gebruik de verleden tijd van “jooma”)
6. Ta *käib* poes iga reedeti. (Gebruik de juiste vorm van “käima” derde persoon enkelvoud)
7. Meie *vaatame* filmi täna õhtul. (Gebruik de juiste vorm van “vaatama” eerste persoon meervoud)
8. Nad *magavad* praegu. (Gebruik de meervoudsvorm van “magama”)
9. Sa *teed* trenni kaks korda nädalas. (Gebruik de juiste vorm van “tegema” tweede persoon enkelvoud)
10. Mina *õpin* eesti keelt iga päev. (Gebruik de juiste vorm van “õppima” eerste persoon enkelvoud)