Oefening 1: Subjunctief in wensen en mogelijkheden
2. Het is belangrijk dat jij *ընտրես* (kiezen, subjunctief) het juiste antwoord.
3. Wij wensen dat zij *լինեն* (zijn, subjunctief) gezond en gelukkig.
4. Het is mogelijk dat zij *գան* (komen, subjunctief) morgen.
5. Ik wil dat jij *խոսես* (spreken, subjunctief) duidelijk tijdens de les.
6. Het is nodig dat hij *սովորի* (leren, subjunctief) voor het examen.
7. Wij hopen dat de kinderen *խաղան* (spelen, subjunctief) buiten vandaag.
8. Het is wenselijk dat zij *հասկանան* (begrijpen, subjunctief) de opdracht.
9. Ik vraag dat jij *գործես* (werken, subjunctief) met aandacht.
10. Het is beter dat hij *գնա* (gaan, subjunctief) vroeg naar huis.
Oefening 2: Subjunctief in negatieve en onzekere situaties
2. Het is niet zeker dat zij *հասնի* (bereiken, subjunctief) de bus.
3. Ik wil niet dat jij *մտածես* (denken, subjunctief) verkeerd over mij.
4. Het is onwaarschijnlijk dat hij *գիտի* (weten, subjunctief) het antwoord.
5. Wij hopen niet dat zij *հրաժարվի* (weigeren, subjunctief) de uitnodiging.
6. Het is beter dat jij niet *խմես* (drinken, subjunctief) te veel koffie.
7. Ik vrees dat zij niet *կարողանան* (kunnen, subjunctief) de taak voltooien.
8. Het is onzeker of hij *կհասցնի* (kunnen bereiken, subjunctief) de deadline.
9. Ik wil niet dat hij *հաշվի չառնի* (niet in rekening nemen, subjunctief) onze mening.
10. Het is jammer dat zij niet *կարողանան* (kunnen, subjunctief) meedoen.