Oefening 1: Onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Jij *пишеше* een brief aan je familie. (Hint: werkwoord „пиша“ in de verleden tijd, tweede persoon enkelvoud)
3. Hij *четеше* een interessant boek. (Hint: werkwoord „чета“ in de verleden tijd, derde persoon enkelvoud)
4. Wij *учехме* voor de toets samen. (Hint: werkwoord „уча“ in de verleden tijd, eerste persoon meervoud)
5. Jullie *работихте* hard aan het project. (Hint: werkwoord „работя“ in de verleden tijd, tweede persoon meervoud)
6. Zij *играеха* voetbal in het park. (Hint: werkwoord „играя“ in de verleden tijd, derde persoon meervoud)
7. Ik *слушах* naar muziek. (Hint: werkwoord „слушам“ in de verleden tijd, eerste persoon enkelvoud)
8. Jij *гледаше* een film gisterenavond. (Hint: werkwoord „гледам“ in de verleden tijd, tweede persoon enkelvoud)
9. Hij *пътуваше* naar Sofia vorige week. (Hint: werkwoord „пътувам“ in de verleden tijd, derde persoon enkelvoud)
10. Wij *готвихме* samen het avondeten. (Hint: werkwoord „готвя“ in de verleden tijd, eerste persoon meervoud)
Oefening 2: Onvoltooid verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Jij *идваше* te laat op school. (Hint: werkwoord „идвам“ in de verleden tijd, tweede persoon enkelvoud)
3. Zij *взе* het boek van de tafel. (Hint: werkwoord „вземам“ in de verleden tijd, derde persoon enkelvoud)
4. Wij *видяхме* de mooie zonsondergang. (Hint: werkwoord „виждам“ in de verleden tijd, eerste persoon meervoud)
5. Jullie *казахте* de waarheid aan de leraar. (Hint: werkwoord „казвам“ in de verleden tijd, tweede persoon meervoud)
6. Zij *написаха* een brief aan hun ouders. (Hint: werkwoord „напиша“ in de verleden tijd, derde persoon meervoud)
7. Ik *започнах* met mijn huiswerk om acht uur. (Hint: werkwoord „започвам“ in de verleden tijd, eerste persoon enkelvoud)
8. Jij *пих* een glas water. (Hint: werkwoord „пия“ in de verleden tijd, tweede persoon enkelvoud)
9. Hij *знаеше* het antwoord op de vraag. (Hint: werkwoord „зная“ in de verleden tijd, derde persoon enkelvoud)
10. Wij *станахме* vroeg vanochtend. (Hint: werkwoord „ставам“ in de verleden tijd, eerste persoon meervoud)