Oefening 1: Identificeer het concrete zelfstandige naamwoord
2. Ik heb een *aso* gezien in het park. (Hint: Een huisdier dat blaft)
3. De *bata* speelt buiten met zijn speelgoed. (Hint: Een jong persoon)
4. De *kotse* rijdt snel over de weg. (Hint: Een vervoermiddel met vier wielen)
5. Mijn *libro* ligt op de tafel. (Hint: Iets wat je leest)
6. De *paaralan* is dichtbij mijn huis. (Hint: Een plek waar je leert)
7. Zij houdt van haar *pusa*. (Hint: Een klein huisdier dat miauwt)
8. De *saging* is rijp en geel. (Hint: Een tropische vrucht)
9. De *sapatos* staan netjes in de kast. (Hint: Iets wat je aan je voeten draagt)
10. De *telepono* rinkelt hard. (Hint: Een apparaat om te bellen)
Oefening 2: Vul het juiste concrete zelfstandige naamwoord in
2. De *ilaw* geeft licht in de kamer. (Hint: Iets dat de ruimte verlicht)
3. Ik eet graag *mansanas* als tussendoortje. (Hint: Een ronde, rode of groene vrucht)
4. De *paaralan* opent om acht uur. (Hint: Een plaats waar kinderen naartoe gaan om te leren)
5. De *isda* zwemt in de vijver. (Hint: Een dier dat in water leeft)
6. Mijn *bag* is zwaar vandaag. (Hint: Iets waar je spullen in kunt doen)
7. De *kape* staat op tafel te dampen. (Hint: Een warme drank gemaakt van bonen)
8. Het *bata* lacht vrolijk. (Hint: Een kind)
9. De *lata* is vol met koekjes. (Hint: Een metalen container)
10. De *sapatos* maken een geluid op de vloer. (Hint: Schoenen)