Oefening 1: Voegwoorden en bijzinnen
1. Ik blijf thuis omdat ik *hastayım* (omdat + zijn).
2. Hij komt naar het feest hoewel hij *yorgun* (hoewel + moe) is.
3. Zij studeert hard zodat ze *başarılı olur* (zodat + slagen) op haar examen.
4. Wij gaan wandelen als het *güzel hava* (als + mooi weer) is.
5. Ik bel je zodra ik *evdeyim* (zodra + thuis zijn).
6. Zij helpt hem terwijl hij *çalışıyor* (terwijl + werken).
7. Je mag uitgaan mits je je huiswerk *yaptın* (mits + gemaakt hebben).
8. Omdat hij ziek is, blijft hij *yatıyor* (blijf liggen + zijn).
9. Ze eten pas als iedereen *geldi* (komen + voltooid verleden tijd).
10. Ik ga slapen nadat ik mijn boek *okudum* (nadat + gelezen hebben).
2. Hij komt naar het feest hoewel hij *yorgun* (hoewel + moe) is.
3. Zij studeert hard zodat ze *başarılı olur* (zodat + slagen) op haar examen.
4. Wij gaan wandelen als het *güzel hava* (als + mooi weer) is.
5. Ik bel je zodra ik *evdeyim* (zodra + thuis zijn).
6. Zij helpt hem terwijl hij *çalışıyor* (terwijl + werken).
7. Je mag uitgaan mits je je huiswerk *yaptın* (mits + gemaakt hebben).
8. Omdat hij ziek is, blijft hij *yatıyor* (blijf liggen + zijn).
9. Ze eten pas als iedereen *geldi* (komen + voltooid verleden tijd).
10. Ik ga slapen nadat ik mijn boek *okudum* (nadat + gelezen hebben).
Oefening 2: Complexe zinnen met verschillende werkwoordstijden
1. Toen ik jong was, *yaşıyordum* in Istanbul (verleden tijd van wonen).
2. Als ik tijd heb, *gideceğim* naar het park (toekomende tijd van gaan).
3. Omdat hij het boek heeft gelezen, *anladı* het verhaal (verleden tijd van begrijpen).
4. Zij zal slagen als ze *çalışırsa* hard studeert (voorwaardelijke wijs).
5. Ik zou komen als ik uitgenodigd *olsaydım* (voorwaardelijke verleden tijd van zijn).
6. Nadat we gegeten hadden, *izledik* een film (verleden tijd van kijken).
7. Terwijl hij werkt, *dinleniyorum* ik even (tegenwoordige tijd van rusten).
8. Zodra de les begint, *dikkat edeceğim* ik goed op (toekomende tijd van opletten).
9. Als het regent, *kalırım* ik thuis (tegenwoordige tijd van blijven).
10. Omdat zij ziek was, *gitmedi* ze naar school (verleden tijd van niet gaan).
2. Als ik tijd heb, *gideceğim* naar het park (toekomende tijd van gaan).
3. Omdat hij het boek heeft gelezen, *anladı* het verhaal (verleden tijd van begrijpen).
4. Zij zal slagen als ze *çalışırsa* hard studeert (voorwaardelijke wijs).
5. Ik zou komen als ik uitgenodigd *olsaydım* (voorwaardelijke verleden tijd van zijn).
6. Nadat we gegeten hadden, *izledik* een film (verleden tijd van kijken).
7. Terwijl hij werkt, *dinleniyorum* ik even (tegenwoordige tijd van rusten).
8. Zodra de les begint, *dikkat edeceğim* ik goed op (toekomende tijd van opletten).
9. Als het regent, *kalırım* ik thuis (tegenwoordige tijd van blijven).
10. Omdat zij ziek was, *gitmedi* ze naar school (verleden tijd van niet gaan).