Oefening 1: Voegwoorden en bijzinnen in complexe zinnen
2. Zij gaat naar de markt, *omdat* ze verse groenten wil kopen (gebruik het juiste Thaise voegwoord voor ‘omdat’).
3. We wachten totdat de regen *stopt* (gebruik het juiste Thaise woord voor ’totdat’).
4. Hij zegt dat hij het boek *heeft gelezen* (let op de verleden tijd in het Thais).
5. Als het regent, blijf ik *thuis* (gebruik het juiste Thaise woord voor ‘als’).
6. De man, die daar loopt, is mijn buurman (*relatief voornaamwoord* gebruiken).
7. Zij weet niet of hij vandaag *komt* (gebruik het Thaise woord voor ‘of’).
8. We gaan naar het park nadat de zon *ondergaat* (gebruik het juiste voegwoord voor ‘nadat’).
9. Ik ben blij omdat jij me *helpt* (gebruik het juiste Thaise voegwoord voor ‘omdat’).
10. Hij blijft thuis totdat zijn ouders *thuiskomen* (gebruik het juiste Thaise woord voor ’totdat’).
Oefening 2: Relatieve bijzinnen en tijdsbepalingen
2. Mensen die hard werken, *slagen* vaak (gebruik het juiste Thaise woord voor ‘die’).
3. Ik eet nadat ik mijn huiswerk *af* heb (gebruik het Thaise woord voor ‘nadat’).
4. De dag waarop hij *vertrekt*, is morgen (gebruik het juiste Thaise woord voor ‘waarop’).
5. Zij leest boeken die interessant *zijn* (gebruik het juiste Thaise relatieve voornaamwoord).
6. We gaan naar huis voordat de zon *ondergaat* (gebruik het Thaise voegwoord voor ‘voordat’).
7. Het meisje dat daar speelt, *is* mijn zus (gebruik het juiste Thaise woord voor ‘dat’).
8. Hij belt me als hij *klaar* is (gebruik het Thaise woord voor ‘als’).
9. De man die ik gisteren *zag*, werkt hier (gebruik het juiste Thaise relatieve voornaamwoord).
10. Ik wacht totdat de trein *aankomt* (gebruik het juiste Thaise woord voor ’totdat’).