Oefening 1: Gebruik van voegwoorden in complexe zinnen
2. Zij zegt dat ze *nije* videla film. (Ontkenning in de verleden tijd, gebruik van ‘niet’)
3. Wij wachten totdat de trein *stigne*. (Toekomstige tijd in een bijzin met ’totdat’)
4. Hij leest terwijl zij *piše* u sobi. (Tegelijkertijd iets doen, gebruik van tegenwoordige tijd)
5. Omdat het regent, *nećemo* ići u park. (Negatief toekomstig werkwoord in hoofdzin na reden)
6. Ik weet niet of hij *može* doći sutra. (Modaal werkwoord ‘kunnen’ in bijzin)
7. Zij denkt dat haar broer *radi* u Beogradu. (Tegenwoordige tijd in bijzin)
8. We zullen wachten totdat hij *završi* posao. (Toekomende tijd in bijzin, voltooiing)
9. Als jij komt, *ćemo* se družiti. (Toekomstig werkwoord in hoofdzin bij voorwaarde)
10. Hij zegt dat hij *nije* čuo tu vest. (Ontkenning in verleden tijd in bijzin)
Oefening 2: Werkwoordstijden en persoonsvormen in samengestelde zinnen
2. Omdat hij ziek was, *nije* došao na posao. (Negatief verleden tijd in hoofdzin)
3. Als jij wilt, *možemo* ići zajedno. (Toekomstig voorstel in hoofdzin)
4. Zij denkt dat hij *radi* prekovremeno. (Tegenwoordige tijd in bijzin)
5. Wij blijven thuis totdat het weer *se popravi*. (Toekomende tijd in bijzin)
6. Ik weet niet waar hij *je*. (Vragende bijzin met werkwoord ‘zijn’)
7. Hij zegt dat hij *nije* video problem. (Ontkenning verleden tijd in bijzin)
8. Wanneer jij belt, *ću* ti pomoći. (Toekomstig werkwoord in hoofdzin bij tijdsbepaling)
9. Als het regent, *ostajemo* kod kuće. (Tegenwoordige tijd in hoofdzin bij voorwaarde)
10. Zij denkt dat wij *ćemo* se videti sutra. (Toekomstige tijd in bijzin)