Oefening 1: Verbindingswoorden en bijzinconstructies
2. Omdat het regent, blijven wij *στο σπίτι* (thuis). Hint: voegwoord geeft reden aan.
3. Zij zegt dat zij morgen *θα πάει* (zal gaan). Hint: toekomstvorm in bijzin.
4. Hij leest een boek terwijl hij *ακούει* (luistert) naar muziek. Hint: tegenwoordige tijd.
5. Wij wachten tot de trein *φτάσει* (aankomt). Hint: conjunctief in tijdsbepalende bijzin.
6. Als jij wilt, kunnen wij samen *πάμε* (gaan). Hint: gebiedende wijs in voorwaardelijke bijzin.
7. Zij begrijpt niet waarom hij *έφυγε* (vertrok). Hint: verleden tijd in bijzin.
8. Hoewel het moeilijk is, blijft hij *προσπαθεί* (proberen). Hint: tegenstellend voegwoord.
9. Ik geloof dat wij *μπορούμε* (kunnen) slagen. Hint: tegenwoordige tijd, mogelijkheid.
10. Hij vertelt dat hij gisteren *είδε* (zag) een film. Hint: verleden tijd in bijzin.
Oefening 2: Complexe zinnen met juiste werkwoordsvormen
2. Omdat zij ziek was, *έμεινε* (bleef) zij thuis. Hint: verleden tijd in redengevende bijzin.
3. Hij vraagt of wij morgen *θα δουλέψουμε* (zullen werken). Hint: toekomstvorm in indirecte vraag.
4. Wij hopen dat zij snel *θεραπευτεί* (geneest). Hint: conjunctief in wens.
5. Terwijl ik studeerde, *άκουγα* (luisterde) ik naar muziek. Hint: onvoltooid verleden tijd.
6. Als het regent, *μην ξεχάσεις* (vergeet niet) je paraplu mee te nemen. Hint: gebiedende wijs in voorwaardelijke zin.
7. Hij zei dat hij gisteren *πήγε* (ging) naar het strand. Hint: verleden tijd in indirecte rede.
8. Hoewel wij moe zijn, *συνεχίζουμε* (gaan door). Hint: tegenstellend voegwoord en tegenwoordige tijd.
9. Ik weet niet waarom zij *δεν απαντά* (niet antwoordt). Hint: tegenwoordige tijd in vraagzin.
10. Zij denkt dat wij haar *καταλαβαίνουμε* (begrijpen). Hint: tegenwoordige tijd in bijzin.