Oefening 1: Gebruik van onderschikkende voegwoorden en werkwoordstijden
2. Ён сказаў, што ён *чытаў* кнігу ўчора. (Gebruik de verleden tijd van “lezen” in een bijzin)
3. Калі б я *меў* час, я пайшоў бы з табой. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van “hebben” in een voorwaardelijke zin)
4. Я ўпэўнены, што яна *зрабіць* усё своечасова. (Toekomende tijd van “doen” in een bijzin)
5. Калі будзе дождж, мы не *пойдзем* на прыроду. (Toekomende tijd van “gaan” in een voorwaardelijke zin)
6. Ён думаў, што яны ўжо *прыехалі*. (Voltooide verleden tijd van “aankomen” in een bijzin)
7. Я хачу, каб ты мне *дапамог*. (Verleden tijd van “helpen” in een wenszin)
8. Калі б яна *ведала* пра гэта раней, яна б дапамагла. (Onvoltooid verleden tijd van “weten” in een voorwaardelijke zin)
9. Мы будзем рады, калі ты *прыйдзеш* да нас у госці. (Toekomende tijd van “komen” in een voorwaardelijke zin)
10. Ён сказаў, што не *зразумеў* заданне. (Voltooide verleden tijd van “begrijpen” in een bijzin)
Oefening 2: Samenstellingen met onderschikkende en nevenschikkende zinnen
2. Мы будзем гуляць, пакуль не *цямнее*. (Gebruik de juiste vorm van het werkwoord “duisteren” in de bijzin)
3. Ён не прыйшоў, таму што ён *хварэў*. (Verleden tijd van “ziek zijn” in een bijzin)
4. Я не ведаю, ці яна *зможа* прыйсці на сустрэчу. (Toekomende tijd van “kunnen” in een bijzin)
5. Калі ты *паспрабуеш*, ты абавязкова даможашся поспеху. (Toekomende tijd van “proberen” in een voorwaardelijke zin)
6. Мы будзем працаваць, каб *дасягнуць* нашых мэтаў. (Infinitief van “bereiken” in een doelzin)
7. Ён сказаў, што ён *будзе* дома ўвечары. (Toekomende tijd van “zijn” in een bijzin)
8. Я не памятаю, дзе я *пакінуў* ключы. (Voltooide verleden tijd van “achterlaten” in een bijzin)
9. Калі ты будзеш гатовы, мы *пачнем* заняткі. (Toekomende tijd van “beginnen” in een voorwaardelijke zin)
10. Мы зразумелі, што нам трэба было больш *працаваць*. (Infinitief van “werken” in een bijzin)