Oefening 1: Voegwoorden en bijzinnen
2. O, evdədir çünki o *xəstədir*. (Gebruik het juiste voegwoord om reden aan te geven.)
3. Biz getdik ki dərs *başlasın*. (Kies de juiste conjunctiefvorm van het werkwoord in de bijzin.)
4. Sən mənə xəbər verəndə mən *gəldim*. (Gebruik de verleden tijd in de hoofdzin na een tijdsbepaling.)
5. O, kitabı oxuyur ki o *öyrənsin*. (Gebruik de juiste conjunctiefvorm om doel uit te drukken.)
6. Mən gözləyirəm ki sən *dönəsən*. (Kies de juiste vorm van het werkwoord in de bijzin met wens of verwachting.)
7. O, gəldi amma o *getmədi*. (Gebruik het juiste tegenstellend voegwoord en juiste werkwoordsvorm.)
8. Biz bilirik ki hava *yaxşıdır*. (Gebruik de juiste vorm van het werkwoord in de bijzin die een feit uitdrukt.)
9. Sən gələndə mən artıq *getmişdim*. (Gebruik de voltooid verleden tijd in de hoofdzin na een tijdsbepaling.)
10. O, çalışır ki imtahandan *keçsin*. (Gebruik de juiste conjunctiefvorm om doel aan te geven.)
Oefening 2: Complexe zinnen met verschillende tijden
2. O dedi ki o artıq *getmişdir*. (Gebruik de voltooid verleden tijd in de bijzin na een werkwoord van zeggen.)
3. Biz çalışırıq ki dərsi *bitirək*. (Gebruik de conjunctiefvorm om intentie uit te drukken.)
4. Sən gələndə mən kitab *oxuyurdum*. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd in de hoofdzin na een tijdsbepaling.)
5. O, o qədər danışdı ki hamı *yorgun oldu*. (Gebruik de verleden tijd in de hoofdzin na een oorzaak-gevolg zin.)
6. Mən istəyirəm ki sən mənə *kömək edəsən*. (Gebruik de conjunctiefvorm om wens aan te geven.)
7. O, evə getdi və o *yatdı*. (Gebruik de verleden tijd van beide werkwoorden in een samengestelde zin.)
8. Sən bilməlisən ki o sənə *etibar edir*. (Gebruik de tegenwoordige tijd in de bijzin die een feit uitdrukt.)
9. Bizim fikrimizcə, o işi o *bacaracaq*. (Gebruik de toekomende tijd in de bijzin na een mening uitdrukking.)
10. Mən görürəm ki sən artıq *hazırsan*. (Gebruik de tegenwoordige tijd in de bijzin die een toestand uitdrukt.)