Oefening 1: Herkennen van collectieve zelfstandige naamwoorden in het Vietnamees
2. Een *bầy* vogels vloog over het meer. (Hint: Verzamelnaam voor een groep vogels.)
3. De *lũ* kinderen renden door het park. (Hint: Verzameling kinderen, informeel gebruik.)
4. Er zit een *bầy* katten in de tuin. (Hint: Meervoud voor een groep katten.)
5. De *đám* mensen verzamelde zich op het plein. (Hint: Verzameling mensen, formeel of informeel.)
6. Een *tập thể* studenten werkt aan het project. (Hint: Groep of team van studenten.)
7. De *bọn* vrienden gingen samen uit eten. (Hint: Informele verzamelnaam voor vrienden.)
8. Een *nhóm* muzikanten trad op in het café. (Hint: Groep muzikanten die samen optreden.)
9. De *đoàn* toeristen bezocht het museum. (Hint: Groep reizigers of toeristen.)
10. Een *bầy* honden rende achter de bal aan. (Hint: Meervoud voor een groep honden.)
Oefening 2: Gebruik van collectieve zelfstandige naamwoorden in zinnen
2. Een *bầy* vissen zwom dicht bij de kust. (Hint: Verzameling waterdieren.)
3. De *đám* gasten genoten van het feest. (Hint: Groep mensen op een bijeenkomst.)
4. Een *nhóm* studenten werkte samen aan het verslag. (Hint: Kleine groep studenten.)
5. De *bọn* kinderen speelden in de tuin. (Hint: Informele groep kinderen.)
6. Een *đoàn* dansers gaf een voorstelling. (Hint: Groep artiesten die samen dansen.)
7. De *tập thể* medewerkers kreeg een bonus. (Hint: Groep werknemers.)
8. Een *bầy* vogels bouwde een nest in de boom. (Hint: Groep vogels samen.)
9. De *lũ* kinderen maakten veel lawaai in de klas. (Hint: Informele verzamelnaam voor kinderen.)
10. Een *bầy* honden bewaakte het huis. (Hint: Groep honden samen.)