Oefening 1: Gebruik van collectieve zelfstandige naamwoorden in de nominatieve vorm
2. De *hāpu* wonen vaak in hetzelfde gebied. (Hint: Een sub-stam binnen een iwi.)
3. De *whānau* helpt elkaar altijd. (Hint: Dit betekent familie of verwanten.)
4. De *kapa* traden op tijdens het festival. (Hint: Een groep mensen die samen optreedt, zoals een zanggroep.)
5. De *rōpū* werken samen aan het project. (Hint: Een groep of team mensen die samenwerken.)
6. De *hui* vond gisteren plaats in het dorp. (Hint: Een samenkomst of bijeenkomst.)
7. De *waka* zijn traditionele kano’s. (Hint: Een groep of verzameling kano’s.)
8. De *mokopuna* spelen in de tuin. (Hint: Verzamelnaam voor kleinkinderen.)
9. De *tangata* zijn vriendelijk en behulpzaam. (Hint: Dit betekent ‘mensen’ in het algemeen.)
10. De *kura* zijn scholen voor Maori-taal en cultuur. (Hint: Verzameling van onderwijsinstellingen.)
Oefening 2: Gebruik van collectieve zelfstandige naamwoorden met werkwoorden
2. De *hāpu* *werkt* hard aan de landbouw. (Hint: Enkelvoudige werkwoordsvorm bij collectief naamwoord.)
3. De *whānau* *helpt* elkaar bij feestdagen. (Hint: Let op het werkwoord dat bij familie hoort.)
4. De *kapa* *zingt* traditionele liederen. (Hint: Werkwoordsvorm voor een groep die optreedt.)
5. De *rōpū* *beslist* over het plan. (Hint: Werkwoordsvorm bij een team of groep.)
6. De *hui* *begint* om tien uur. (Hint: Werkwoord bij een bijeenkomst.)
7. De *waka* *wordt* klaargemaakt voor de tocht. (Hint: Enkelvoudige werkwoordsvorm bij een groep kano’s.)
8. De *mokopuna* *spelen* in het park. (Hint: Meervoudige werkwoordsvorm bij kleinkinderen.)
9. De *tangata* *zijn* welkom op het feest. (Hint: Werkwoordsvorm bij het meervoud ‘mensen’.)
10. De *kura* *geven* onderwijs in Maori-taal. (Hint: Werkwoordsvorm bij scholen, meervoud.)