Oefening 1: Gebruik van collectieve zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud
2. De *команда* (team) speelt morgen een belangrijke wedstrijd.
3. De *группа* (groep) studenten werkt aan een project.
4. De *партия* (partij, groep mensen) bespreekt nieuwe plannen.
5. De *стадо* (kudde) schapen graast in de wei.
6. De *толпа* (menigte) wacht op het concert.
7. De *класс* (klas) heeft vandaag een toets.
8. De *армия* (leger) oefent in het bos.
9. De *общество* (maatschappij, gemeenschap) ondersteunt het goede doel.
10. De *банда* (bende) werkt samen om problemen op te lossen.
Oefening 2: Kies het juiste collectieve zelfstandige naamwoord in context
2. Een *семья* bestaat vaak uit ouders en kinderen. (familie)
3. De *группа* vrienden gaat morgen naar de bioscoop. (groep)
4. De *партия* politici debatteert over het nieuwe wetsvoorstel. (partij)
5. Het *стадо* koeien loopt rustig over het veld. (kudde)
6. De *толпа* verzamelt zich rond de artiest. (menigte)
7. De *класс* leerlingen luistert aandachtig naar de leraar. (klas)
8. De *армия* beschermt het land tegen vijanden. (leger)
9. Het *общество* van kunstenaars organiseert een tentoonstelling. (gemeenschap)
10. De *банда* vrienden helpt elkaar altijd in moeilijke tijden. (bende)