Oefening 1: Herkennen van collectieve zelfstandige naamwoorden
2. Een *herd* is een verzameling van dieren, bijvoorbeeld schapen. (Hint: groep dieren die samen leeft)
3. De *flokkur* is een groep mensen met een gemeenschappelijk doel, zoals een politieke partij. (Hint: groep mensen met hetzelfde doel)
4. *Sveit* betekent een gemeenschap of dorp, een verzameling mensen die samenwonen. (Hint: kleine gemeenschap)
5. De *lið* is een team of groep, vaak gebruikt bij sport of strijd. (Hint: sportteam of strijdgroep)
6. Een *fjöldi* betekent een menigte of grote groep mensen. (Hint: grote verzameling mensen)
7. De *stjórn* is een bestuur, een groep mensen die leiding geeft. (Hint: groep die leiding heeft)
8. Een *sveitarsamband* is een vereniging van gemeenten. (Hint: samenwerking van dorpen)
9. De *verksmiðja* is een fabriek, waar veel mensen samen werken, maar het is geen collectief zelfstandig naamwoord. (Hint: niet een groep mensen, maar een gebouw)
10. Een *skóli* is een school, een plaats waar een groep leerlingen samenkomt. (Hint: plek voor een groep leerlingen)
Oefening 2: Vul het juiste collectieve zelfstandige naamwoord in
2. Het *herd* schapen loopt in de wei. (Hint: groep dieren)
3. De *flokkur* stemde voor de nieuwe wet. (Hint: politieke partij)
4. In het kleine *sveit* kennen iedereen elkaar. (Hint: gemeenschap of dorp)
5. Ons *lið* won de wedstrijd gisteren. (Hint: team)
6. Er was een grote *fjöldi* mensen op het festival. (Hint: menigte)
7. De *stjórn* vergaderde over het budget. (Hint: bestuur)
8. Het *sveitarsamband* organiseert gezamenlijke evenementen. (Hint: vereniging van gemeenten)
9. De *skóli* begon om acht uur ’s ochtends. (Hint: school)
10. De *herd* vluchtte toen de hond kwam. (Hint: groep dieren)