1. Maalāi thāhā chha ki timī *āune* chau. (Gebruik het werkwoord ‘komen’ in de tegenwoordige tijd in de bijzin)
2. Uhaale bhannubhayo ki uha *padhne* chhan. (Gebruik het werkwoord ‘studeren’ in de toekomende tijd in de bijzin)
3. Ma sochdachhu ki hāmīle bhaṭṭi *khinne* parchha. (Gebruik het werkwoord ‘kopen’ als verplichting in de bijzin)
4. Timīle bhaneko thiyo ki tyo kaam *garne* parcha. (Gebruik het werkwoord ‘doen’ als verplichting in de bijzin)
5. Uhaale sodhnu bhayo ki tapaai *khānu* bhayo ki bhayena? (Gebruik het werkwoord ‘eten’ in de verleden tijd in de bijzin)
6. Mero didīle bhannuhuncha ki uha *gāune* chan. (Gebruik het werkwoord ‘zingen’ in de tegenwoordige tijd in de bijzin)
7. Timīle bhannu parcha ki hāmīle samaya *pāune* chhau. (Gebruik het werkwoord ‘krijgen’ in de toekomst in de bijzin)
8. Uhaale bhanuhuncha ki uha *basne* chan. (Gebruik het werkwoord ‘wonen’ in de tegenwoordige tijd in de bijzin)
9. Māmāle bhannu bhayo ki hāmro ghar *sajāune* parchha. (Gebruik het werkwoord ‘opruimen’ als verplichting in de bijzin)
10. Timīle jānnu parchha ki uniharū *āune* chan. (Gebruik het werkwoord ‘komen’ in de toekomst in de bijzin)

1. Ma jāṇu chu kinabhane ma *padhne* chu. (Gebruik werkwoord ‘studeren’ in de tegenwoordige tijd in de bijzin)
2. Uhaale bhanuhuncha ki uha *gāeko* chan. (Gebruik werkwoord ‘gaan’ in de verleden tijd in de bijzin)
3. Timīle bhaneko thiyo ki timī *khāeko* thiyau. (Gebruik werkwoord ‘eten’ in de voltooide verleden tijd in de bijzin)
4. Hāmī jānchhau ki hāmīle *milne* chhau. (Gebruik werkwoord ‘ontmoeten’ in de toekomst in de bijzin)
5. Māmāle bhanuhuncha ki uha *sāth dinu* huncha. (Gebruik werkwoord ‘helpen’ in de toekomende tijd in de bijzin)
6. Uhaale bhannubhayo ki uha *lekheko* chan. (Gebruik werkwoord ‘schrijven’ in de voltooide tijd in de bijzin)
7. Maile sochdachhu ki ma *sikne* chhu. (Gebruik werkwoord ‘leren’ in de toekomst in de bijzin)
8. Timīle sodhnu parchha ki uha *bolne* chan. (Gebruik werkwoord ‘spreken’ in de tegenwoordige tijd in de bijzin)
9. Uhaale bhanuhuncha ki uha *āeko* chan. (Gebruik werkwoord ‘komen’ in de voltooide tijd in de bijzin)
10. Maile bhannu parcha ki ma *basne* chhu. (Gebruik werkwoord ‘wonen’ in de tegenwoordige tijd in de bijzin)