1. Ram kal bazaar gaya. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘gisteren’ betekent.)
2. Main abhi aaya hoon. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘nu’ betekent.)
3. Ve kal se yahan hain. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vanaf gisteren’ betekent.)
4. Hum kal milenge. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘morgen’ betekent.)
5. Wo aksar der se aata hai. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vaak’ betekent.)
6. Main hamesha sach bolta hoon. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘altijd’ betekent.)
7. Tumne abhi khana khaya? (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘zojuist’ betekent.)
8. Ve kabhi bhi der nahi karte. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘nooit’ betekent.)
9. Hum roz subah daudte hain. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘dagelijks’ betekent.)
10. Main thodi der mein aaoonga. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘binnenkort’ betekent.)

1. Wo tez daudta hai. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘snel’ betekent.)
2. Bacche khushi se khel rahe hain. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘met vreugde’ betekent.)
3. Tum yahan ruk sakte ho. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘hier’ betekent.)
4. Main ghar par hoon. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ’thuis’ betekent.)
5. Ve dheere dheere chalte hain. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘langzaam’ betekent.)
6. Wo aage badh kar baitha. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vooruit’ betekent.)
7. Hum aas-paas ghoom rahe hain. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘in de buurt’ betekent.)
8. Tum pyaar se baat karo. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘liefdevol’ betekent.)
9. Wo bahar khada hai. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘buiten’ betekent.)
10. Main sahi jagah par khada hoon. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘op de juiste plaats’ betekent.)