1. Det regner *sandsynligvis* i morgen. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)
2. Han kommer *måske* til festen i aften. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)
3. Vi skal *formodentlig* afsted klokken otte. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vermoedelijk’ betekent.)
4. De bliver *sandsynligvis* trætte efter løbeturen. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)
5. Hun er *måske* syg i dag. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)
6. Mødet bliver *formodentlig* aflyst på grund af vejret. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vermoedelijk’ betekent.)
7. Vi tager *sandsynligvis* toget til København. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)
8. De kommer *måske* senere til middag. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)
9. Filmen starter *formodentlig* klokken ni. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vermoedelijk’ betekent.)
10. Han bliver *sandsynligvis* glad for gaven. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)

1. Vi spiser *måske* på restaurant i aften. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)
2. Bussen er *sandsynligvis* forsinket. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)
3. Hun rejser *formodentlig* næste uge. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vermoedelijk’ betekent.)
4. Det bliver *måske* regnvejr i eftermiddag. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)
5. Han arbejder *sandsynligvis* overarbejde i dag. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)
6. De tager *formodentlig* på ferie til sommer. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vermoedelijk’ betekent.)
7. Vi skal *måske* se en film senere. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)
8. Toget er *sandsynligvis* fuldt i dag. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘waarschijnlijk’ betekent.)
9. Hun kommer *formodentlig* ikke til mødet. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘vermoedelijk’ betekent.)
10. Det bliver *måske* en god dag i morgen. (Hint: Gebruik het bijwoord dat ‘misschien’ betekent.)