Oefening 1: Bijwoorden van plaats in eenvoudige zinnen
2. ती शाळेत *तिथे* जाते. (Waar gaat zij naar school? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
3. आम्ही बाजारात *तिथे* खरेदी करतो. (Waar doen we boodschappen? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
4. माझा मित्र घरी *इथे* आहे. (Waar is mijn vriend? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
5. ते झाडाखाली *तिथे* बसले आहेत. (Waar zitten ze? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
6. कार रस्त्यावर *इथे* पार्क केली आहे. (Waar is de auto geparkeerd? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
7. माझं घर शाळेपासून *इथे* आहे. (Waar is mijn huis ten opzichte van school? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
8. पक्षी आकाशात *तिथे* उडतात. (Waar vliegen de vogels? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
9. ते दुकान जवळ *इथे* आहे. (Waar is de winkel? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
10. मला पार्कमध्ये *तिथे* भेटा. (Waar ontmoeten we elkaar? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
Oefening 2: Bijwoorden van plaats in context
2. पुस्तक टेबलावर *इथे* ठेव. (Waar leg je het boek? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
3. तो दुकानाच्या पुढे *तिथे* उभा आहे. (Waar staat hij? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
4. आम्ही कधी तरी मुंबईत *तिथे* भेटू. (Waar zullen we elkaar ontmoeten? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
5. माझं मोबाईल खोलीत *इथे* आहे. (Waar is mijn mobiel? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
6. पक्षी झाडावर *तिथे* बसले आहेत. (Waar zitten de vogels? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
7. मुलं शाळेच्या समोर *इथे* खेळतात. (Waar spelen de kinderen? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
8. ती ऑफिसमध्ये *तिथे* काम करते. (Waar werkt zij? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)
9. माझे मित्र मैदानात *इथे* आहे. (Waar zijn mijn vrienden? Gebruik het bijwoord voor ‘hier’)
10. आम्ही उद्या गावात *तिथे* जातो. (Waar gaan we morgen heen? Gebruik het bijwoord voor ‘daar’)