Oefening 1: Bijwoorden van manieren in Urdu – Basiszinnen
2. Zij spreekt *آہستہ* zodat iedereen haar kan horen. (Hint: Hoe spreekt ze? Langzaam.)
3. De kinderen spelen *خوشی سے* in het park. (Hint: Hoe spelen ze? Met vreugde.)
4. Hij schrijft *صاف* zijn naam op het bord. (Hint: Hoe schrijft hij? Duidelijk.)
5. De leraar legt de les *احتیاط سے* uit. (Hint: Hoe legt hij uit? Voorzichtig.)
6. Zij werkt *محنت سے* aan haar project. (Hint: Hoe werkt zij? Hardwerkend.)
7. De hond rent *تیزی سے* naar zijn baasje. (Hint: Hoe rent de hond? Snel.)
8. Hij eet zijn maaltijd *آرام سے*. (Hint: Hoe eet hij? Rustig.)
9. Zij lacht *دل سے* om de grap. (Hint: Hoe lacht zij? Oprecht.)
10. De student leest het boek *دھیما* om alles te begrijpen. (Hint: Hoe leest hij? Langzaam.)
Oefening 2: Bijwoorden van manieren in Urdu – Gevorderde zinnen
2. Zij reageert *فوری* op de vragen van de klant. (Hint: Hoe reageert zij? Direct.)
3. Hij rijdt *احتیاط سے* door de drukke straat. (Hint: Hoe rijdt hij? Voorzichtig.)
4. De schrijver werkt *مسلسل* aan zijn nieuwe boek. (Hint: Hoe werkt hij? Ononderbroken.)
5. Zij zingt *خوبصورت* tijdens het concert. (Hint: Hoe zingt zij? Mooi.)
6. De atleet traint *انتھک* voor de wedstrijd. (Hint: Hoe traint hij? Onvermoeibaar.)
7. Hij legt het probleem *واضح* aan de groep uit. (Hint: Hoe legt hij uit? Duidelijk.)
8. Zij danst *خوشی خوشی* op het feest. (Hint: Hoe danst zij? Met plezier.)
9. De student presenteert zijn werk *پراعتماد*. (Hint: Hoe presenteert hij? Zelfverzekerd.)
10. Hij werkt *موثر* aan het project om tijd te besparen. (Hint: Hoe werkt hij? Efficiënt.)