1. Zij is *heel* blij vandaag. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een hoge mate van blijdschap uitdrukt.)
2. De soep is *erg* heet. (Hint: Gebruik een bijwoord om de intensiteit van de warmte aan te geven.)
3. Ik voel me *een beetje* moe na het werk. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een kleine mate uitdrukt.)
4. Hij spreekt *zeer* goed Thais. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een hoge graad van vaardigheid aangeeft.)
5. Het boek is *tamelijk* interessant. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een gemiddelde mate aangeeft.)
6. De film was *heel* spannend. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een hoge intensiteit uitdrukt.)
7. Zij is *erg* vriendelijk tegen iedereen. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een sterke eigenschap benadrukt.)
8. Het huis is *een beetje* groot voor ons. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een kleine mate aangeeft.)
9. De muziek is *zeer* luid. (Hint: Gebruik een bijwoord om een sterke graad van volume te beschrijven.)
10. Ik ben *tamelijk* tevreden met mijn werk. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een middelmatige tevredenheid uitdrukt.)

1. Het eten is *niet erg* lekker vandaag. (Hint: Gebruik een bijwoord om een lage mate van smaak aan te geven.)
2. Zij is *veel* slimmer dan ik dacht. (Hint: Gebruik een bijwoord om een grote vergelijking uit te drukken.)
3. De kamer is *iets* kouder dan gisteren. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een kleine verandering aangeeft.)
4. Hij is *helemaal* niet moe na het sporten. (Hint: Gebruik een bijwoord dat volledige ontkenning aanduidt.)
5. Dit boek is *veel* interessanter dan dat boek. (Hint: Gebruik een bijwoord om een sterke vergelijking te maken.)
6. De taak was *niet zo* moeilijk als verwacht. (Hint: Gebruik een bijwoord om een lagere mate aan te geven.)
7. Zij is *iets* minder druk vandaag. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een kleine vermindering uitdrukt.)
8. De film was *helemaal* niet saai. (Hint: Gebruik een bijwoord om een volledige ontkenning uit te drukken.)
9. Ik ben *veel* tevredener met mijn nieuwe baan. (Hint: Gebruik een bijwoord dat een grote mate van tevredenheid laat zien.)
10. Het weer is *niet zo* warm als vorige week. (Hint: Gebruik een bijwoord om een lagere temperatuur te vergelijken.)