Oefening 1: Gebruik van bijwoorden van graad met bijvoeglijke naamwoorden
2. Ona je *trochu* unavená. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent.)
3. Ten film byl *příliš* dlouhý. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’te’ of ’teveel’ betekent.)
4. Můj bratranec je *moc* chytrý. (Hint: Gebruik een informeel bijwoord dat ‘heel’ betekent.)
5. Ta káva je *dost* hořká. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘genoeg’ betekent.)
6. Je to *skoro* nemožné. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘bijna’ betekent.)
7. Ten dům je *velmi* starý. (Hint: Gebruik hetzelfde bijwoord als in zin 1.)
8. Ona je *málo* trpělivá. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘weinig’ betekent.)
9. Tento úkol je *příliš* těžký. (Hint: Gebruik hetzelfde bijwoord als in zin 3.)
10. On je *hodně* silný. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘veel’ of ‘erg’ betekent.)
Oefening 2: Gebruik van bijwoorden van graad met andere bijwoorden
2. On pracuje *příliš* pomalu. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent om het bijwoord ‘langzaam’ te versterken.)
3. My jsme *skoro* vždycky včas. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘bijna’ betekent.)
4. Oni přijeli *docela* pozdě. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’tamelijk’ of ‘best wel’ betekent.)
5. Ty děti zpívají *moc* krásně. (Hint: Gebruik een informeel bijwoord dat ‘heel’ betekent.)
6. Já se cítím *trochu* unaveně. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent.)
7. Ten pes běží *hodně* rychle. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ of ‘veel’ betekent.)
8. Ona pracuje *málo* efektivně. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘weinig’ betekent.)
9. On je *dost* často unavený. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘genoeg’ betekent.)
10. My máme *velmi* rádi hudbu. (Hint: Gebruik hetzelfde bijwoord als in zin 1.)