Oefening 1: Vul het juiste bijwoord van graad in
2. Tento film je *príliš* dlhý. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent)
3. Moja sestra je *dosť* vysoká. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)
4. On je *takmer* hotový s prácou. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘bijna’ betekent)
5. Počasie je dnes *menej* pekné ako včera. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘minder’ betekent)
6. Tá kniha je *celkom* zaujímavá. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘best wel’ betekent)
7. Nie som *príliš* unavený. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘niet te’ betekent)
8. Tento úkol je *najviac* náročný. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘meest’ betekent)
9. On je *trochu* smutný dnes. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
10. Sme *veľmi* spokojní s výsledkom. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
Oefening 2: Kies het juiste bijwoord van graad in de context
2. On je *veľmi* šikovný študent. (Hint: Bijwoord dat ‘erg’ betekent)
3. Počasie bolo *menej* dobré než minulý týždeň. (Hint: Bijwoord dat ‘minder’ betekent)
4. Jej angličtina je *celkom* dobrá. (Hint: Bijwoord dat ‘best wel’ betekent)
5. Toto cvičenie je *dosť* ťažké. (Hint: Bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)
6. Boli sme *takmer* pripravení na výlet. (Hint: Bijwoord dat ‘bijna’ betekent)
7. Nie som *príliš* hladný teraz. (Hint: Bijwoord dat ‘niet te’ betekent)
8. Máme *najviac* práce v pondelok. (Hint: Bijwoord dat ‘meest’ betekent)
9. On je *trochu* nervózny pred skúškou. (Hint: Bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
10. Táto kniha je *veľmi* zaujímavá. (Hint: Bijwoord dat ‘zeer’ betekent)