Oefening 1: Bijwoorden van graad versterken werkwoorden
2. Saya *agak* capek setelah bekerja. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent om de mate aan te geven)
3. Kami *terlalu* cepat lari di pertandingan. (Hint: gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent voor overmaat)
4. Mereka *cukup* pintar dalam pelajaran ini. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘voldoende’ betekent)
5. Anak itu *lebih* keras bekerja daripada teman-temannya. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
6. Dia *sangat* suka makan nasi goreng. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘heel erg’ betekent)
7. Kami *sedikit* terlambat datang ke kelas. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
8. Ibu memasak *terlalu* banyak makanan. (Hint: gebruik een bijwoord dat ’te veel’ betekent)
9. Kamu harus *lebih* rajin belajar untuk ujian. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
10. Mereka *cukup* puas dengan hasil kerja itu. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ of ‘voldoende’ betekent)
Oefening 2: Bijwoorden van graad versterken bijvoeglijke naamwoorden
2. Kopi ini *agak* pahit rasanya. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent om de intensiteit aan te geven)
3. Cuaca hari ini *terlalu* panas untuk berenang. (Hint: gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent bij een bijvoeglijk naamwoord)
4. Film itu *cukup* menarik untuk ditonton. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)
5. Pakaianmu *lebih* bagus daripada saya kira. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
6. Makanan di restoran itu *sangat* lezat dan segar. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘heel erg’ betekent)
7. Suara penyanyi itu *sedikit* serak malam ini. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
8. Jalan ini *terlalu* sempit untuk mobil besar. (Hint: gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent)
9. Lukisan itu *lebih* indah setelah diperbaiki. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
10. Buku ini *cukup* sulit untuk dipahami. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)