Oefening 1: Bijwoorden van frequentie in Hebreeuwse zinnen
2. Jij *לפעמים* eet fruit. (Hint: Dit betekent ‘soms’, niet altijd.)
3. Hij *לעולם לא* drinkt koffie. (Hint: Dit betekent ‘nooit’.)
4. Wij *לעיתים קרובות* maken huiswerk. (Hint: Dit betekent ‘vaak’.)
5. Jullie *לפעמים* gaan naar het park. (Hint: Dit betekent ‘soms’.)
6. Zij *תמיד* leest boeken. (Hint: Dit betekent ‘altijd’.)
7. Ik *לעולם לא* kijk televisie. (Hint: Dit betekent ‘nooit’.)
8. Jij *לעיתים קרובות* speelt voetbal. (Hint: Dit betekent ‘vaak’.)
9. Hij *לפעמים* belt zijn vriend. (Hint: Dit betekent ‘soms’.)
10. Wij *תמיד* luisteren naar muziek. (Hint: Dit betekent ‘altijd’.)
Oefening 2: Plaatsing van bijwoorden van frequentie in Hebreeuwse zinnen
2. Jij gaat *לעיתים קרובות* naar de markt. (Hint: Het bijwoord kan na het werkwoord staan.)
3. Hij *לעולם לא* eet vlees. (Hint: Het bijwoord staat voor het werkwoord.)
4. Wij luisteren *לפעמים* naar muziek. (Hint: Het bijwoord kan achter het werkwoord staan.)
5. Jullie *תמיד* maken de oefeningen. (Hint: Het bijwoord staat voor het werkwoord.)
6. Zij gaat *לעיתים קרובות* naar de bibliotheek. (Hint: Het bijwoord kan na het werkwoord staan.)
7. Ik *לעולם לא* rook. (Hint: Het bijwoord staat voor het werkwoord.)
8. Jij leest *לפעמים* een boek. (Hint: Het bijwoord kan achter het werkwoord staan.)
9. Hij *תמיד* werkt hard. (Hint: Het bijwoord staat voor het werkwoord.)
10. Wij eten *לעיתים קרובות* samen. (Hint: Het bijwoord kan achter het werkwoord staan.)