1. Siya ay *naglakad* kahapon. (Gebruik het affix na- voor verleden tijd)
2. Kami ay *mag-aaral* bukas. (Gebruik het affix mag- voor toekomst)
3. Ako ay *kumakain* ngayon. (Gebruik het affix um- met de herhalende vorm voor tegenwoordige tijd)
4. Sila ay *tumakbo* nang mabilis kanina. (Gebruik het affix um- voor verleden tijd)
5. Ikaw ay *maglilinis* mamaya. (Gebruik het affix mag- voor toekomst)
6. Siya ay *nagsulat* ng liham kahapon. (Gebruik het affix na- voor verleden tijd)
7. Kami ay *naglalaro* sa parke ngayon. (Gebruik het affix nag- met de herhalende vorm voor tegenwoordige tijd)
8. Ako ay *magluluto* ng hapunan mamaya. (Gebruik het affix mag- voor toekomst)
9. Sila ay *kumanta* nang maganda kanina. (Gebruik het affix um- voor verleden tijd)
10. Ikaw ay *nag-aaral* ng mabuti ngayon. (Gebruik het affix nag- met de herhalende vorm voor tegenwoordige tijd)

1. Siya ay *mabilis na tumakbo* sa paligsahan. (Gebruik het affix ma- om wijze uit te drukken)
2. Ako ay *palaging naglilinis* ng bahay. (Gebruik het affix pag- met laging om frequentie aan te geven)
3. Kami ay *dahan-dahang kumain* para hindi masaktan. (Gebruik het affix ma- en herhaling om wijze aan te geven)
4. Sila ay *madalas nag-aaral* sa librarya. (Gebruik het affix ma- om frequentie uit te drukken)
5. Ikaw ay *mabagal na naglalakad* dahil sa sakit. (Gebruik het affix ma- om wijze aan te geven)
6. Siya ay *palaging tumutulong* sa mga kaibigan. (Gebruik het affix pag- met laging voor frequentie)
7. Ako ay *madalas magbasa* ng libro sa gabi. (Gebruik het affix ma- om frequentie uit te drukken)
8. Kami ay *dahan-dahang nag-uusap* para hindi magalit. (Gebruik het affix ma- en herhaling voor wijze)
9. Sila ay *mabilis magtrabaho* para matapos agad. (Gebruik het affix ma- om wijze aan te geven)
10. Ikaw ay *palaging nag-eehersisyo* sa umaga. (Gebruik het affix pag- met laging voor frequentie)