1. Yo mero kitaab ho. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor “mijn”)
2. Timi *timiro* keta ho. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “jouw” bij enkelvoud)
3. Uha *unko* ghar ma basnu huncha. (Hint: formeel bezittelijk voornaamwoord voor “zijn/haar”)
4. Hamro baato dherai ramro chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “ons”)
5. Tapai *tapainko* kaam khojnu bhayo? (Hint: formeel bezittelijk voornaamwoord voor “uw”)
6. Uniharuko bagicha ma phool chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “hun”)
7. Tyo *tesko* kotha thulo chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “zijn/haar” voor dingen)
8. Mero *mero* saathi dherai ramro chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “mijn”)
9. Timiro *timiro* kitaab mero hoina. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “jouw”)
10. Unko *unko* gaadi naya chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “zijn/haar”)

1. Mero bhaai *mero* ghar ma baschha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “mijn”)
2. Timiro *timiro* khel kasto chha? (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “jouw”)
3. Uha *unko* pustak padhnu huncha. (Hint: formeel bezittelijk voornaamwoord voor “zijn/haar”)
4. Hamro *hamro* sikai ramro chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “ons”)
5. Tapainko *tapainko* mati dherai chha. (Hint: formeel bezittelijk voornaamwoord voor “uw”)
6. Uniharuko *uniharuko* khel khelna manparcha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “hun”)
7. Tesko *tesko* kitab khojnu parcha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “zijn/haar” voor dingen)
8. Mero *mero* laagi yo dherai upyogi chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “mijn”)
9. Timiro *timiro* kotha safa chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “jouw”)
10. Unko *unko* katha dherai ramro chha. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor “zijn/haar”)