1. Dit is *менің* boek. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ in het Kazachs).
2. Is dat *сенің* pen? (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ in het Kazachs, informele vorm).
3. Hij leest *оның* krant. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’ in het Kazachs).
4. Wij vinden *біздің* school leuk. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ in het Kazachs).
5. Jullie huis is groter dan *сіздердің* huis. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ formeel in het Kazachs).
6. Dit is *олардың* tuin. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ in het Kazachs).
7. Waar is *менің* jas? (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ in het Kazachs).
8. Ik zie *сенің* fiets. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ in het Kazachs, informeel).
9. Haar boek ligt naast *оның* tas. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’ in het Kazachs).
10. Dit is *біздің* kat. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ in het Kazachs).

1. Ik geef *менің* vriend een cadeau. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ in het Kazachs).
2. Jouw moeder heet anders dan *сенің* moeder. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ in het Kazachs, informeel).
3. Zijn auto is sneller dan *оның* auto. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’ in het Kazachs).
4. Onze leraar woont dichtbij *біздің* school. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ in het Kazachs).
5. Hun huis heeft een grote tuin, groter dan *олардың* tuin. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ in het Kazachs).
6. Jullie boeken liggen op *сіздердің* tafel. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ formeel in het Kazachs).
7. Mijn kat speelt met *менің* bal. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ in het Kazachs).
8. Je broer heeft *сенің* fiets geleend. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ in het Kazachs, informeel).
9. Haar jas hangt aan *оның* kapstok. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’ in het Kazachs).
10. Wij houden van *біздің* dorp. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ in het Kazachs).