Oefening 1: Bezittelijke voornaamwoorden voor enkelvoudige zelfstandige naamwoorden
2. Zij houdt van *teri* dost. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
3. Hij leest *uska* akhbaar. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
4. Dit is *hamara* ghar. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
5. Zij draagt *meri* choodi. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
6. Jij moet *tera* kaam complete karna. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
7. Dit is *unka* bag. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
8. Wij hebben *hamari* car. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
9. Zij zoekt *uski* chabi. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
10. Dit is *tera* kalam. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
Oefening 2: Bezittelijke voornaamwoorden in samengestelde zinnen
2. Kya yeh *teri* kitaab hai? (Hint: Gebruik ‘jouw’ passend bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
3. *Uska* khel bahut accha hai. (Hint: Gebruik ‘zijn’ passend bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
4. Hum *hamare* dost ke saath hain. (Hint: Gebruik ‘ons/onze’ passend bij meervoud.)
5. *Meri* behen ne khana banaya. (Hint: Gebruik ‘mijn’ passend bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
6. Kya tum *tera* ghar dikhana chahte ho? (Hint: Gebruik ‘jouw’ passend bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
7. *Unka* kutta bahut pyara hai. (Hint: Gebruik ‘hun’ passend bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
8. *Hamari* maa bazaar gayi hai. (Hint: Gebruik ‘ons/onze’ passend bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
9. *Uski* gaadi nayi hai. (Hint: Gebruik ‘haar’ passend bij een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
10. Kya yeh *tera* kamra hai? (Hint: Gebruik ‘jouw’ passend bij een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)