Oefening 1: Basisbezittelijke voornaamwoorden invullen
2. Mae *dy* lyfr ar y bwrdd. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ enkelvoud)
3. Mae *ei* gar yn gyflym. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’)
4. Mae *ei* chwta yn fach. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’)
5. Dyma *ein* ysgol ni. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’)
6. Mae *eich* tŷ chi yn fawr. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’)
7. Mae *eu* plant yn chwarae yn y parc. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’)
8. Dwi’n hoffi *fy* ffrindiau. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’)
9. Wyt ti’n gweld *dy* frawd? (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ enkelvoud)
10. Mae *ei* fam yn garedig. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’)
Oefening 2: Bezittelijke voornaamwoorden in context gebruiken
2. Ble mae *dy* fflat di? (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ enkelvoud)
3. Mae *ei* gar yn coch a mawr. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’)
4. Hoffwn i weld *ei* llyfr. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’)
5. Rydym ni’n mynd i *ein* tŷ ni heno. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’)
6. Ydych chi’n hoffi *eich* gwaith chi? (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’)
7. Maen nhw’n caru *eu* ci. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’)
8. Mae *fy* brawd yn astudio Cymraeg. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’)
9. Wyt ti’n mynd i *dy* ysgol bore? (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ enkelvoud)
10. Mae *ei* ffrindiau yn dda iawn. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’)