Oefening 1: Bezittelijke voornaamwoorden in de nominatief
2. To je *tvá* kniha. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij een vrouwelijk enkelvoud.)
3. On má *jeho* auto. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een onzijdig enkelvoud.)
4. My máme *naše* kočky. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’ bij een vrouwelijk meervoud.)
5. Vy hledáte *vaše* tašky. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij een vrouwelijk meervoud.)
6. Oni vidí *jejich* psa. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij een mannelijk enkelvoud.)
7. To je *náš* stůl. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’ bij een mannelijk enkelvoud.)
8. Ona má *svou* práci. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een vrouwelijk enkelvoud.)
9. Můj bratr má *svoje* nové boty. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’ bij een meervoud.)
10. To je *jejich* dům. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij een mannelijk enkelvoud.)
Oefening 2: Bezittelijke voornaamwoorden in verschillende geslachten en getallen
2. Ona čte *její* knihu. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een vrouwelijk enkelvoud.)
3. My máme *naše* auta. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’ bij een onzijdig meervoud.)
4. On ztratil *svůj* klíč. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een mannelijk enkelvoud.)
5. Vidíte *vaše* obrázky? (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij een mannelijk meervoud.)
6. Oni hledají *jejich* kočky. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij een vrouwelijk meervoud.)
7. To je *můj* dům. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ bij een mannelijk enkelvoud.)
8. Máme rádi *naše* psy. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’ bij een mannelijk meervoud.)
9. Ona ukazuje *svojí* tašku. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een vrouwelijk enkelvoud.)
10. On má rád *jeho* práci. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een vrouwelijk enkelvoud.)