Oefening 1: Bezittelijke voornaamwoorden in de nominatief
2. Hann elskar *sinn* bíl. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een mannelijk woord.)
3. Hún les *sína* bók. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een vrouwelijke meervoud.)
4. Við þurfum að finna *okkar* kennara. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ bij een mannelijk woord.)
5. Þeir horfa á *sína* vini. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij een mannelijke meervoud.)
6. Þetta er *þitt* blað. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij een onzijdig woord.)
7. Hún elskar *sína* kött. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een mannelijke enkelvoud.)
8. Ég hef *mitt* teppi. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ bij een onzijdig woord.)
9. Þið finnið *ykkar* bækur. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij een vrouwelijke meervoud.)
10. Hann tók *sinn* hatt. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een mannelijk woord.)
Oefening 2: Bezittelijke voornaamwoorden in de accusatief
2. Hún keypti *sína* bók. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een vrouwelijke enkelvoud in accusatief.)
3. Við elskum *okkar* skóla. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ bij een mannelijk woord in accusatief.)
4. Þeir fundu *sína* bíla. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij een mannelijk meervoud in accusatief.)
5. Þú átt *þinn* stól. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij een mannelijk woord in accusatief.)
6. Hún horfði á *sinn* hund. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij een mannelijk woord in accusatief.)
7. Ég fann *mitt* blað. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ bij een onzijdig woord in accusatief.)
8. Þið tókuð *ykkar* tösku. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij een vrouwelijke enkelvoud in accusatief.)
9. Hann elskar *sinn* bát. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij een mannelijk woord in accusatief.)
10. Við sáum *okkar* hús. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ bij een onzijdig woord in accusatief.)