1. Ovo je *moj* pas. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ in mannelijk enkelvoud.)
2. Tvoja knjiga je na stolu. (Hint: vervang ‘Tvoja’ door het juiste bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ in vrouwelijk enkelvoud.)
3. Njegov auto je crven. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij mannelijk enkelvoud.)
4. Njena sestra je učiteljica. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ bij vrouwelijk enkelvoud.)
5. Naš dom je veliki. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons/onze’ bij mannelijk enkelvoud.)
6. Vaša soba je čista. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij vrouwelijk enkelvoud.)
7. Njihov vrt je prelijep. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ bij mannelijk enkelvoud.)
8. Moj brat voli fudbal. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ bij mannelijk enkelvoud.)
9. Tvoja majka kuha ručak. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ bij vrouwelijk enkelvoud.)
10. Njegova knjiga je interesantna. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ bij vrouwelijk enkelvoud.)

1. Vidim *mog* psa. (Hint: gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ in mannelijk enkelvoud accusatief.)
2. Kupujem tvoju haljinu. (Hint: vervang ’tvoju’ door het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
3. Volim njegovu muziku. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
4. Poznajem njenu sestru. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘haar’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
5. Čistimo našu kuću. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘ons’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
6. Gledam vašu emisiju. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
7. Volim njihov vrt. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘hun’ mannelijk enkelvoud accusatief.)
8. Pozdravljam mog brata. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’ mannelijk enkelvoud accusatief.)
9. Vidim tvoju majku. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
10. Kupujem njegovu knjigu. (Hint: bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn’ vrouwelijk enkelvoud accusatief.)