1. Ovo je *moj* pas. (Hint: Gebruik de mannelijke vorm voor ‘mijn’ in nominatief enkelvoud bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
2. To je *tvoja* knjiga. (Hint: Gebruik de vrouwelijke vorm voor ‘jouw’ in nominatief enkelvoud bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
3. On voli *svoj* automobil. (Hint: ‘Svoj’ betekent ‘zijn/haar eigen’, mannelijke vorm nominatief enkelvoud.)
4. Mi imamo *naš* stan. (Hint: Gebruik ‘ons/onze’ in mannelijke vorm nominatief enkelvoud.)
5. Njihova mačka je crna. (Hint: ‘Hun’ in vrouwelijke vorm nominatief enkelvoud.)
6. Tvoj brat je visok. (Hint: ‘Jouw’ mannelijke vorm nominatief enkelvoud.)
7. Njegova sestra je pametna. (Hint: ‘Zijn’ vrouwelijke vorm nominatief enkelvoud.)
8. Naša kuća je velika. (Hint: ‘Onze’ vrouwelijke vorm nominatief enkelvoud.)
9. Vaš profesor je strog. (Hint: ‘Uw’ mannelijke vorm nominatief enkelvoud.)
10. Njihov sin ide u školu. (Hint: ‘Hun’ mannelijke vorm nominatief enkelvoud.)

1. Vidim *mog* prijatelja. (Hint: Gebruik mannelijke vorm van ‘mijn’ in accusatief enkelvoud bij levend object.)
2. Kupila sam *tvoju* haljinu. (Hint: Gebruik vrouwelijke vorm van ‘jouw’ in accusatief enkelvoud.)
3. On traži *svoju* torbu. (Hint: ‘Zijn/haar eigen’ vrouwelijke vorm accusatief enkelvoud.)
4. Imamo *našeg* psa. (Hint: ‘Ons/onze’ mannelijke vorm accusatief enkelvoud bij levend object.)
5. Vidim *njihovu* sestru. (Hint: ‘Hun’ vrouwelijke vorm accusatief enkelvoud.)
6. Pozvao sam *tvog* brata. (Hint: ‘Jouw’ mannelijke vorm accusatief enkelvoud bij levend object.)
7. Ona voli *njegovu* muziku. (Hint: ‘Zijn’ vrouwelijke vorm accusatief enkelvoud.)
8. Čekam *našu* učiteljicu. (Hint: ‘Onze’ vrouwelijke vorm accusatief enkelvoud.)
9. Gledam *vašeg* sina. (Hint: ‘Uw’ mannelijke vorm accusatief enkelvoud bij levend object.)
10. Poznajem *njihovog* profesora. (Hint: ‘Hun’ mannelijke vorm accusatief enkelvoud bij levend object.)