Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden gebruiken in eenvoudige zinnen
2. Kitabu *ambacho* ninachosoma ni kizuri. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij dingen)
3. Watoto *wanao* kucheza wanacheka. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij meervoud)
4. Gari *ambalo* linaenda ni jipya. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij dingen, concordantie belangrijk)
5. Nyumba *ambayo* iko karibu ni kubwa. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
6. Mwalimu *ambaye* anafundisha Kiswahili ni mzuri. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij personen)
7. Samahani, mtu *ambaye* uliongea naye ni rafiki yangu. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘met wie’ bij personen)
8. Jina *ambalo* limeandikwa ni la shule. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij namen of titels)
9. Chakula *ambacho* tunakula ni kitamu. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij dingen)
10. Watu *wanao* kazi ni wazuri. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij meervoud)
Oefening 2: Betrekkelijke voornaamwoorden in context
2. Samahani, nyumba *ambayo* unayo ni nzuri sana. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
3. Watoto *wanao* kucheza uwanjani ni wapenzi wa michezo. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij meervoud)
4. Gari *ambalo* limevunjika linahitaji kutengenezwa. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij dingen)
5. Mwalimu *ambaye* anafundisha darasani ni mzuri sana. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij personen)
6. Kitabu *ambacho* nilinunua jana ni cha hisabati. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij dingen)
7. Samahani, mtoto *ambaye* anakimbia ni kaka yangu. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij personen)
8. Chakula *ambacho* tunapenda ni wali na samaki. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij dingen)
9. Watu *wanao* fursa ya kusoma wanapaswa kuipenda. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘die’ bij meervoud)
10. Jina *ambalo* limeandikwa kwenye karatasi ni la mwalimu. (Gebruik het betrekkelijke voornaamwoord voor ‘dat’ bij namen of titels)