Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden in enkelvoud
2. Девојката *која* пее е талентирана. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een vrouwelijke persoon)
3. Книгата *која* ја читам е интересна. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord)
4. Мажот *кој* работи овде е мој брат. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een mannelijke persoon)
5. Жената *која* готви јадење е моја мајка. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een vrouwelijke persoon)
6. Столчето *кој* го користам е старо. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord)
7. Детето *кој* игра во паркот е среќно. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een mannelijke persoon)
8. Училиштето *која* е близу е ново. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een vrouwelijke persoon)
9. Јадењето *кој* го подготвив беше вкусно. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord)
10. Момчето *кој* трча е мој брат. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een mannelijke persoon)
Oefening 2: Betrekkelijke voornaamwoorden in meervoud
2. Книгите *кои* ги читаме се нови. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
3. Децата *кои* играат се среќни. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
4. Жените *кои* работат тука се добри. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
5. Машините *кои* се користат се стари. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
6. Учениците *кои* учат се паметни. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
7. Момчињата *кои* трчаат се силни. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
8. Проблемите *кои* ги решаваме се важни. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
9. Пријателите *кои* ги поканивме дојдоа. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
10. Животните *кои* ги видовме се ретки. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)