Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden in het Tsjechisch – onderwerp vorm
1. De man *který* mluví je můj učitel. (Kies het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘man’ in onderwerpvorm)
2. To je žena, *která* pracuje v nemocnici. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘vrouw’ in onderwerpvorm)
3. Viděl jsem psa, *který* běžel rychle. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘psa’ in onderwerpvorm)
4. Dívka, *která* zpívá, je moje sestra. (Gebruik het voornaamwoord voor ‘dívka’ in onderwerpvorm)
5. To je auto, *které* stojí před domem. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘auto’ in onderwerpvorm)
6. Muž, *který* sedí tam, je doktor. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘muž’ in onderwerpvorm)
7. Kniha, *která* leží na stole, je nová. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘kniha’ in onderwerpvorm)
8. To jsou děti, *které* hrají fotbal. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘děti’ in onderwerpvorm)
9. Pes, *který* štěká, je hlídací. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘pes’ in onderwerpvorm)
10. Žena, *která* vaří, je moje matka. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘žena’ in onderwerpvorm)
2. To je žena, *která* pracuje v nemocnici. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘vrouw’ in onderwerpvorm)
3. Viděl jsem psa, *který* běžel rychle. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘psa’ in onderwerpvorm)
4. Dívka, *která* zpívá, je moje sestra. (Gebruik het voornaamwoord voor ‘dívka’ in onderwerpvorm)
5. To je auto, *které* stojí před domem. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘auto’ in onderwerpvorm)
6. Muž, *který* sedí tam, je doktor. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘muž’ in onderwerpvorm)
7. Kniha, *která* leží na stole, je nová. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘kniha’ in onderwerpvorm)
8. To jsou děti, *které* hrají fotbal. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘děti’ in onderwerpvorm)
9. Pes, *který* štěká, je hlídací. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘pes’ in onderwerpvorm)
10. Žena, *která* vaří, je moje matka. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘žena’ in onderwerpvorm)
Oefening 2: Betrekkelijke voornaamwoorden in het Tsjechisch – lijdend voorwerp vorm
1. Vidím muže, *kterého* znám. (Kies het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘muž’ in lijdend voorwerp vorm)
2. To je žena, *kterou* jsem potkal včera. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘žena’ als lijdend voorwerp)
3. Mám psa, *kterého* miluji. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘pes’ in lijdend voorwerp vorm)
4. Vidím dívku, *kterou* znáš. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘dívka’ in lijdend voorwerp)
5. To je auto, *které* jsem koupil minulý týden. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘auto’ in lijdend voorwerp vorm)
6. Znám muže, *kterého* jsi viděl. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘muž’ als lijdend voorwerp)
7. Čtu knihu, *kterou* doporučil učitel. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘kniha’ in lijdend voorwerp vorm)
8. Vidím děti, *které* hrají venku. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘děti’ in lijdend voorwerp)
9. Mám psa, *kterého* každý zná. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘pes’ in lijdend voorwerp vorm)
10. Znám ženu, *kterou* jsi pozval. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘žena’ in lijdend voorwerp)
2. To je žena, *kterou* jsem potkal včera. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘žena’ als lijdend voorwerp)
3. Mám psa, *kterého* miluji. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘pes’ in lijdend voorwerp vorm)
4. Vidím dívku, *kterou* znáš. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘dívka’ in lijdend voorwerp)
5. To je auto, *které* jsem koupil minulý týden. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘auto’ in lijdend voorwerp vorm)
6. Znám muže, *kterého* jsi viděl. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘muž’ als lijdend voorwerp)
7. Čtu knihu, *kterou* doporučil učitel. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘kniha’ in lijdend voorwerp vorm)
8. Vidím děti, *které* hrají venku. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘děti’ in lijdend voorwerp)
9. Mám psa, *kterého* každý zná. (Betrekkelijk voornaamwoord voor ‘pes’ in lijdend voorwerp vorm)
10. Znám ženu, *kterou* jsi pozval. (Gebruik het juiste voornaamwoord voor ‘žena’ in lijdend voorwerp)
Download talkpal app 
_icon.svg){kind=icon}
