Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden met “который”
2. De vrouw *которая* in de tuin werkt, is mijn buurvrouw. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud.)
3. Het huis *которое* we hebben gekocht, is erg groot. (Hint: Onzijdig enkelvoud.)
4. De mannen *которые* spelen voetbal, zijn mijn vrienden. (Hint: Mannelijk meervoud.)
5. Ik ken de studenten *которые* hard studeren. (Hint: Meervoud voor mensen.)
6. De appel *которая* op tafel ligt, is rood. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, fruit.)
7. Het meisje *которое* lacht, is mijn zus. (Hint: Onzijdig enkelvoud wordt hier niet gebruikt, let op vrouwelijk enkelvoud.)
8. Dit zijn de boeken *которые* ik heb gekocht. (Hint: Meervoud voor dingen.)
9. De man *который* spreekt, is de leraar. (Hint: Mannelijk enkelvoud.)
10. Het kind *которое* speelt, is mijn neefje. (Hint: Onzijdig enkelvoud.)
Oefening 2: Betrekkelijke voornaamwoorden met “кто” en “что”
2. Ik begrijp niet *что* je zegt. (Hint: Gebruik “что” voor dingen of hele zinnen.)
3. Zij is iemand *кто* altijd helpt. (Hint: Betrekking op een persoon.)
4. Dit is het probleem *что* we moeten oplossen. (Hint: Betrekking op een zaak of probleem.)
5. Iedereen *кто* komt, is welkom. (Hint: Meervoud voor mensen.)
6. Vertel me *что* je nodig hebt. (Hint: Betrekking op een ding of informatie.)
7. Hij is iemand *кто* je kunt vertrouwen. (Hint: Persoon als antecedent.)
8. Ik weet niet *что* er is gebeurd. (Hint: Gebeurtenis of situatie.)
9. De mensen *кто* werkt, krijgt loon. (Hint: Meervoud, mensen.)
10. Laat me weten *что* jij denkt. (Hint: Gebruik voor een gedachte of mening.)