Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden in de nominatief
2. Konan *sem* syngur er vinkona mín. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een vrouwelijk onderwerp)
3. Börnin *sem* leika sér eru glöð. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor meervoud)
4. Hesturinn *sem* stendur fyrir utan er minn. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een mannelijk onderwerp)
5. Strákarnir *sem* hlaupa eru hrattir. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord bij meervoud mannelijk onderwerp)
6. Kona *sem* býr í húsinu er kennari. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor vrouwelijk enkelvoud)
7. Hundurinn *sem* borðar er svartur. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk enkelvoud)
8. Börnin *sem* sitja í stofunni eru mín systkini. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord bij meervoud)
9. Maðurinn *sem* talar er læknir. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk enkelvoud)
10. Strákurinn *sem* les bókina er minn bróðir. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk enkelvoud)
Oefening 2: Betrekkelijke voornaamwoorden in de accusatief
2. Konan *sem* hann elskar býr í Reykjavík. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp vrouwelijk)
3. Ég sá strákinn *sem* þú talaðir við. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp mannelijk)
4. Hún keypti hestinn *sem* var mjög stór. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp)
5. Kennarinn *sem* nemendur hlustuðu á var góður. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp mannelijk)
6. Þú þekkir stelpu *sem* býr í húsinu. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp vrouwelijk)
7. Ég fékk gjöf *sem* ég elska. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp neutraal)
8. Hann sá hunda *sem* hlaupa í garðinum. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp meervoud)
9. Hún gaf mér blóm *sem* voru falleg. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voorwerp meervoud)
10. Ég hitt mann *sem* var mjög vingjarnlegur. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord als lijdend voornaamwoord mannelijk)