Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden – onderwerp
2. A muller *que* fala é a miña profesora. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de vrouw’ als onderwerp.)
3. Os nenos *que* xogan no parque son meus veciños. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de kinderen’ als onderwerp.)
4. Quero visitar a cidade *que* é famosa. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de stad’ als onderwerp.)
5. O amigo *que* chegou é galego. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de vriend’ als onderwerp.)
6. As flores *que* crescen aquí son fermosas. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de bloemen’ als onderwerp.)
7. O coche *que* está aparcado é meu. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de auto’ als onderwerp.)
8. O día *que* escollín foi perfecto. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de dag’ als onderwerp.)
9. As cancións *que* escoitamos son novas. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de liedjes’ als onderwerp.)
10. O home *que* viste é meu pai. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de man’ als onderwerp.)
Oefening 2: Betrekkelijke voornaamwoorden – lijdend voorwerp en overige functies
2. A muller *que* vin onte é a miña profesora. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de vrouw’ als lijdend voorwerp.)
3. Os nenos *que* atopei son meus veciños. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de kinderen’ als lijdend voorwerp.)
4. Quero visitar a cidade *que* me gustou. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de stad’ als lijdend voorwerp.)
5. O amigo *que* coñecín é galego. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de vriend’ als lijdend voorwerp.)
6. As flores *que* collin son fermosas. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de bloemen’ als lijdend voorwerp.)
7. O coche *que* comprei é novo. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de auto’ als lijdend voorwerp.)
8. O día *que* escollín foi perfecto. (Hier is het betrekkelijk voornaamwoord als bepalende bijwoordelijke bepaling van tijd.)
9. As cancións *que* escoitei son novas. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de liedjes’ als lijdend voorwerp.)
10. O home *que* vin é meu pai. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘de man’ als lijdend voorwerp.)