1. Ovo je čovjek *koji* govori bosanski. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor ‘die’ als onderwerp.)
2. To je knjiga *koja* je vrlo zanimljiva. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord voor vrouwelijk enkelvoud onderwerp.)
3. Ovo su ljudi *koji* dolaze sutra. (Hint: Meervoud onderwerp gebruiken.)
4. Imam psa *koji* je jako pametan. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk enkelvoud onderwerp.)
5. Kuća *koja* je crvena je moja. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk enkelvoud.)
6. To su djeca *koja* se igraju u parku. (Hint: Meervoud onderwerp.)
7. On je prijatelj *koji* mi pomaže. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord mannelijk enkelvoud.)
8. Vidim auto *koji* stoji ispred kuće. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord mannelijk enkelvoud.)
9. Ovo je ptica *koja* pjeva rano ujutro. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk enkelvoud.)
10. To su ljudi *koji* rade u školi. (Hint: Meervoud onderwerp.)

1. Vidim čovjeka *kojeg* poznajem. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord mannelijk enkelvoud accusatief.)
2. Čitam knjigu *koju* si mi dao. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
3. Poznajem ljude *koje* si spomenuo. (Hint: Betrekkelijk voornaamwoord meervoud accusatief.)
4. Volim psa *kojeg* smo kupili. (Hint: Mannelijk enkelvoud accusatief.)
5. Tražim kuću *koju* je on kupio. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
6. Gledam djecu *koju* se igraju. (Hint: Meervoud accusatief.)
7. Pomažem prijatelja *kojeg* si pozvao. (Hint: Mannelijk enkelvoud accusatief.)
8. Vozim auto *kojeg* sam popravio. (Hint: Mannelijk enkelvoud accusatief.)
9. Čujem pticu *koju* si snimio. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
10. Poznajem ljude *koje* rade ovdje. (Hint: Meervoud accusatief.)