1. To je grad *gdje* sam rođen. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
2. Ovo je kuća *gdje* živim sa svojom porodicom. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
3. Restoran *gdje* smo jeli je bio odličan. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
4. Park *gdje* se djeca igraju je blizu škole. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
5. Ovo je mesto *gdje* smo se prvi put sreli. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
6. Trg *gdje* je održan koncert bio je pun ljudi. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
7. Knjižara *gdje* sam kupio knjigu je zatvorena. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
8. Ovo je selo *gdje* provodim letnji odmor. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
9. Kuća *gdje* je moj prijatelj živeo je velika. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)
10. Biblioteka *gdje* učim je veoma tiha. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor plaats.)

1. Sećam se dana *kad* smo se upoznali. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor tijd.)
2. Ne razumem razlog *zašto* si kasnio. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor reden.)
3. Vreme *kad* sam bio dete bilo je srećno. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor tijd.)
4. Ne znam razlog *zašto* je otišao. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor reden.)
5. Dan *kad* smo putovali bio je sunčan. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor tijd.)
6. Pitaš se *zašto* je to uradio. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor reden.)
7. Sećam se trenutka *kad* sam dobio vest. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor tijd.)
8. Nije objasnio razlog *zašto* nije došao. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor reden.)
9. Noć *kad* smo gledali film bila je hladna. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor tijd.)
10. Ne znam tačno *zašto* je otišla iz škole. (Hint: Gebruik het betrekkelijk bijwoord voor reden.)