1. *Yule* mtoto anacheza soka. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifieke persoon in klasse 1.)
2. Niliona *yule* mzee jana. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifieke oudere persoon.)
3. *Hiyo* nyumba ni kubwa. (Hint: Gebruik het lidwoord voor klasse 9/10, dingen of plaatsen.)
4. Samahani, naomba *hiyo* kalamu. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifiek voorwerp in klasse 9/10.)
5. *Wale* watu wanakuja kesho. (Hint: Gebruik het lidwoord voor meerdere personen in klasse 2.)
6. Tafadhali chukua *hizo* vitabu. (Hint: Gebruik het lidwoord voor meerdere voorwerpen in klasse 8.)
7. Nilipenda *yule* mbwa wako. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifiek dier in klasse 1.)
8. *Huyu* mwalimu anafundisha Kiswahili. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifieke persoon dichtbij.)
9. Tunaweza kuona *hii* gari. (Hint: Gebruik het lidwoord voor iets dichtbij in klasse 9/10.)
10. *Wale* watoto wanacheza uwanjani. (Hint: Gebruik het lidwoord voor meerdere kinderen in klasse 2.)

1. *Huyo* mzee anaishi karibu na sisi. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifieke oudere man.)
2. Nilinunua *hiyo* meza jana. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifiek voorwerp in klasse 9/10.)
3. *Wale* marafiki walifika mapema. (Hint: Gebruik het lidwoord voor meerdere vrienden in klasse 2.)
4. Samahani, ungependa *hii* kahawa? (Hint: Gebruik het lidwoord voor iets dichtbij in klasse 9/10.)
5. *Hawa* watoto wanapenda kusoma. (Hint: Gebruik het lidwoord voor meerdere kinderen dichtbij.)
6. Alionyesha *yule* kitabu kwa mwalimu. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifiek voorwerp in klasse 7.)
7. *Hiyo* paa ni nyeupe. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifiek gebouw in klasse 9/10.)
8. Tunaomba msaada kutoka kwa *yule* mtu. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifieke persoon in klasse 1.)
9. *Hizi* maua ni nzuri sana. (Hint: Gebruik het lidwoord voor meervoudige bloemen in klasse 8.)
10. Wanafunzi walimsikia *huyu* mwalimu kwa makini. (Hint: Gebruik het lidwoord voor een specifieke persoon dichtbij.)