1. Kitabu *kizuri* kina maswali mengi. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij een zelfstandig naamwoord in klasse 7).
2. Mti *mrefu* una matunda. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘lang’ bij een zelfstandig naamwoord in klasse 3).
3. Nyumba *ndogo* iko karibu na shule. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘klein’ bij een zelfstandig naamwoord in klasse 9).
4. Samaki *kubwa* ana rangi nzuri. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘groot’ bij een zelfstandig naamwoord in klasse 7).
5. Gari *jepesi* linaendesha haraka. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘licht’ bij een zelfstandig naamwoord in klasse 5).
6. Mwalimu *mzuri* anafundisha vizuri. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij een zelfstandig naamwoord wa-mwili).
7. Duka *dogo* limefunguliwa jana. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘klein’ bij een zelfstandig naamwoord katika klasse 5).
8. Kisu *kipya* kinakatakata vizuri. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘nieuw’ bij een zelfstandig naamwoord katika klasse 7).
9. Mtoto *mdogo* ana umri wa miaka mitatu. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘jong’ bij mwana wa-mwili).
10. Samahani, nilisahau *kitamu* chakula changu. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘lekker’ bij kitu cha classe 7).

1. Vitabu *vizuri* vipo mezani. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij meervoud in klasse 8).
2. Mit trees *mirefu* iko bustanini. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘lang’ bij meervoud in klasse 4).
3. Nyumba *ndogo ndogo* zimejengwa hapa. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘klein’ bij meervoud in klasse 10).
4. Samaki *wakubwa* wanaogelea baharini. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘groot’ bij meervoud wa-mwili).
5. Magari *yajepesi* yanapita barabarani. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘licht’ bij meervoud katika classe 6).
6. Walimu *wazuri* wanafundisha darasani. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij meervoud wa-mwili).
7. Maduka *madogo* yamefunguliwa mjini. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘klein’ bij meervoud katika classe 6).
8. Visu *vipya* vinakatakata chakula. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘nieuw’ bij meervoud katika classe 8).
9. Watoto *wadogo* wanacheza uwanjani. (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘jong’ bij meervoud wa-mwili).
10. Chakula *kitamu* kiko mezani. (Let op, hier is enkelvoud ondanks de meervoudige context, oefen met juiste vorm voor enkelvoud).