1. De *новы* дом is groot. (Hint: Gebruik de nominatieve vorm van het bijvoeglijk naamwoord voor een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
2. Zij heeft een *прыгожая* кветка gekocht. (Hint: Bijvoeglijk naamwoord voor een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord in de nominatief.)
3. Het kind speelt met een *маленькі* мяч. (Hint: Bijvoeglijk naamwoord voor een mannelijk enkelvoud in nominatief.)
4. Wij lezen een *цікавая* кніга. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, nominatief.)
5. De *добры* сябар helpt mij. (Hint: Mannelijk enkelvoud, nominatief.)
6. Het *белае* мора is kalm. (Hint: Onzijdig enkelvoud, nominatief.)
7. Zij dragen *новыя* кнігі. (Hint: Meervoud, nominatief.)
8. Ik zie *вялікая* машына. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, nominatief.)
9. De *стары* мост is oud. (Hint: Mannelijk enkelvoud, nominatief.)
10. Wij hebben *добрыя* сябры. (Hint: Meervoud, nominatief.)

1. Ik zie een *новы* дом. (Hint: Mannelijk enkelvoud, levende zaak, accusatief gelijk aan genitief.)
2. Zij koopt een *прыгожую* кветку. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, accusatief gelijk aan nominatief.)
3. Hij heeft een *маленькі* мяч. (Hint: Mannelijk enkelvoud, levende zaak, accusatief gelijk aan genitief.)
4. Wij lezen een *цікавую* кнігу. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, accusatief gelijk aan nominatief.)
5. Ik hoor een *добрага* сябра. (Hint: Mannelijk enkelvoud, levende zaak, accusatief gelijk aan genitief.)
6. Zij ziet het *белае* мора. (Hint: Onzijdig enkelvoud, accusatief gelijk aan nominatief.)
7. Wij kopen *новыя* кнігі. (Hint: Meervoud, levende zaken, accusatief gelijk aan genitief.)
8. Ik zie een *вялікую* машыну. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, accusatief gelijk aan nominatief.)
9. Hij bezoekt de *старога* маста. (Hint: Mannelijk enkelvoud, levende zaak, accusatief gelijk aan genitief.)
10. Zij hebben *добрых* сяброў. (Hint: Meervoud, levende zaken, accusatief gelijk aan genitief.)