1. Es redzu *skaistu* ziedu. (Hint: “skaistu” beschrijft het woord “ziedu” dat mannelijk en accusatief is.)
2. Viņa lasīja *interesantu* grāmatu. (Hint: “interesantu” hoort bij “grāmatu”, vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
3. Mēs dzērām *aukstu* ūdeni. (Hint: “aukstu” past bij “ūdeni”, mannelijk enkelvoud accusatief.)
4. Viņam ir *jauns* suns. (Hint: “jauns” is bijvoeglijk naamwoord voor “suns”, mannelijk enkelvoud nominatief.)
5. Viņa nopirka *sarkanu* kleitu. (Hint: “sarkanu” beschrijft “kleitu”, vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
6. Es redzu *lielu* māju. (Hint: “lielu” hoort bij “māju”, vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
7. Viņš dzied *skaistu* dziesmu. (Hint: “skaistu” hoort bij “dziesmu”, vrouwelijk enkelvoud accusatief.)
8. Mēs redzējām *vecu* cilvēku. (Hint: “vecu” hoort bij “cilvēku”, mannelijk enkelvoud accusatief.)
9. Viņa nopirka *mīkstu* spilvenu. (Hint: “mīkstu” hoort bij “spilvenu”, mannelijk enkelvoud accusatief.)
10. Es dzērāju *siltu* tēju. (Hint: “siltu” hoort bij “tēju”, vrouwelijk enkelvoud accusatief.)

1. Mēs redzam *skaistus* ziedus. (Hint: “skaistus” is meervoud mannelijk accusatief bij “ziedus”.)
2. Viņas lasa *interesantas* grāmatas. (Hint: “interesantas” is meervoud vrouwelijk accusatief bij “grāmatas”.)
3. Viņi dzer *aukstus* dzērienus. (Hint: “aukstus” is meervoud mannelijk accusatief bij “dzērienus”.)
4. Mēs redzam *jaunus* suņus. (Hint: “jaunus” is meervoud mannelijk accusatief bij “suņus”.)
5. Viņas nopirka *sarkanas* kleitas. (Hint: “sarkanas” is meervoud vrouwelijk accusatief bij “kleitas”.)
6. Es redzu *lielas* mājas. (Hint: “lielas” is meervoud vrouwelijk accusatief bij “mājas”.)
7. Viņi dzied *skaistas* dziesmas. (Hint: “skaistas” is meervoud vrouwelijk accusatief bij “dziesmas”.)
8. Mēs redzējām *vecus* cilvēkus. (Hint: “vecus” is meervoud mannelijk accusatief bij “cilvēkus”.)
9. Viņas nopirka *mīkstus* spilvenus. (Hint: “mīkstus” is meervoud mannelijk accusatief bij “spilvenus”.)
10. Es dzērāju *siltas* tējas. (Hint: “siltas” is meervoud vrouwelijk accusatief bij “tējas”.)