Oefening 1: Adjectieven vóór zelfstandige naamwoorden
2. Zij draagt een *예쁜* jurk vandaag. (Hint: Het adjectief komt altijd direct voor het zelfstandig naamwoord.)
3. Ik heb een *맛있는* appel gegeten. (Hint: Let op dat het adjectief vóór het zelfstandig naamwoord staat.)
4. Wij wonen in een *작은* huis. (Hint: Plaats het adjectief vóór het zelfstandig naamwoord.)
5. Hij leest een *재미있는* boek. (Hint: Adjectieven staan vóór het zelfstandig naamwoord in het Koreaans.)
6. De *빠른* auto is nieuw. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord komt vóór het zelfstandig naamwoord.)
7. Zij heeft een *친절한* vriend. (Hint: Adjectieven staan vóór het zelfstandig naamwoord.)
8. Ik drink een *뜨거운* koffie. (Hint: Het adjectief staat vóór het zelfstandig naamwoord in het Koreaans.)
9. Dit is een *비싼* horloge. (Hint: Plaats het adjectief vóór het zelfstandig naamwoord.)
10. Hij koopt een *새로운* telefoon. (Hint: Adjectieven komen voor het zelfstandig naamwoord.)
Oefening 2: Adjectieven in predicatieve positie
2. De hond is *크다*. (Hint: Predicatieve adjectieven komen ná de kopula “이다” of als zelfstandig gezegde.)
3. Haar jurk is *예쁘다*. (Hint: Gebruik de basisvorm van het adjectief als predicaat.)
4. Het huis is *작다*. (Hint: Predicatieve adjectieven staan na het onderwerp en worden niet direct voor het zelfstandig naamwoord geplaatst.)
5. Het boek is *재미있다*. (Hint: Let op dat het adjectief hier een predicaat is, dus na het onderwerp.)
6. De auto is *빠르다*. (Hint: Predicatieve adjectieven worden als gezegde gebruikt.)
7. Mijn vriend is *친절하다*. (Hint: Het adjectief staat als predicaat na het onderwerp.)
8. De koffie is *뜨겁다*. (Hint: In predicatieve positie staat het adjectief op zichzelf als gezegde.)
9. Het horloge is *비싸다*. (Hint: Gebruik de predicatieve vorm van het adjectief.)
10. De telefoon is *새롭다*. (Hint: Predicatieve adjectieven staan na het onderwerp en werkwoord “zijn”.)