Oefening 1: Plaatsing van het adjectief na het zelfstandig naamwoord
2. Hij kocht een *nieuw* boek gisteren. (Hint: Het adjectief volgt het zelfstandig naamwoord en wordt aangepast in geslacht en getal.)
3. De *grote* hond speelt in de tuin. (Hint: Let op de volgorde: zelfstandig naamwoord + adjectief.)
4. Zij draagt een *rode* jurk vandaag. (Hint: Het adjectief staat direct achter het zelfstandig naamwoord en krijgt de juiste verbuiging.)
5. We zagen een *oude* man in het park. (Hint: Volgorde is altijd zelfstandig naamwoord gevolgd door adjectief.)
6. Het *snelle* vliegtuig landde op tijd. (Hint: Adjectief staat na het zelfstandig naamwoord en is congruent.)
7. De *warme* zon schijnt fel. (Hint: Adjectief komt na het zelfstandig naamwoord en moet overeenkomen in geslacht en getal.)
8. Mijn broer heeft een *blauwe* auto. (Hint: Adjectief volgt het zelfstandig naamwoord en wordt aangepast.)
9. De *oude* stad is erg mooi. (Hint: Plaatsing van het adjectief is na het zelfstandig naamwoord.)
10. Zij leest een *interessant* artikel. (Hint: Adjectief direct na het zelfstandig naamwoord met de juiste vorm.)
Oefening 2: Plaatsing van het adjectief vóór het zelfstandig naamwoord in bepaalde gevallen
2. Hij droeg een *oude* jas gisteren. (Hint: Soms wordt het adjectief voor het zelfstandig naamwoord geplaatst om nadruk te leggen.)
3. Zij heeft een *mooie* glimlach. (Hint: Bij bepaalde vaste uitdrukkingen kan het adjectief voor het zelfstandig naamwoord komen.)
4. Een *goede* vriend helpt altijd. (Hint: Adjectief kan soms voorafgaan ter versterking.)
5. De *jonge* student werkt hard. (Hint: Plaatsing van het adjectief kan variëren afhankelijk van betekenis en stijl.)
6. Hij kocht een *rood* boek. (Hint: Adjectief vóór het zelfstandig naamwoord kan ook voorkomen in het Arabisch.)
7. Ze hebben een *klein* huis. (Hint: Soms staat het adjectief voor het zelfstandig naamwoord voor specifieke nadruk.)
8. De *warme* koffie smaakt goed. (Hint: Adjectief kan voor het zelfstandig naamwoord staan in bepaalde contexten.)
9. Een *lange* reis is vermoeiend. (Hint: Let op het effect van de adjectiefpositie op de betekenis.)
10. Hij draagt een *zwarte* hoed. (Hint: Adjectief voor het zelfstandig naamwoord kan benadrukken.)