Oefening 1: Ontkenning van bijvoeglijke naamwoorden met ไม่ (mai)
2. De film was *niet* leuk om te zien. (Negatie bij het adjectief)
3. Haar huis is *niet* groot. (Plaats niet voor het bijvoeglijk naamwoord)
4. Deze koffie is *niet* zoet. (Negatief bijvoeglijk naamwoord)
5. De dag was *niet* warm. (Gebruik van ontkenning bij temperatuur)
6. Mijn vriend is *niet* moe vandaag. (Negeren van het adjectief)
7. Het eten was *niet* koud toen we aankwamen. (Ontken het bijvoeglijk naamwoord)
8. De taak is *niet* moeilijk om te doen. (Negatie bij beschrijving)
9. Zijn auto is *niet* snel genoeg. (Gebruik niet om het adjectief te ontkennen)
10. De leraar is *niet* streng met de studenten. (Negatie van karaktereigenschap)
Oefening 2: Ontkenning van adjectieven in zinnen met adjectiefontkenning
2. Mijn huis is *niet* ver van hier. (Negatie bij locatie-adjectief)
3. De schoenen zijn *niet* nieuw, ze zijn oud. (Ontkenning van toestand)
4. Het water is *niet* diep in dit meer. (Negeren van de eigenschap)
5. Haar haar is *niet* lang, het is kort. (Negatief bijvoeglijk naamwoord)
6. De kamer is *niet* schoon, er ligt stof. (Gebruik van ontkenning)
7. De stad is *niet* druk op zondag. (Negeren van de eigenschap)
8. De taal is *niet* moeilijk om te leren. (Ontkenning van een moeilijkheid)
9. Het fruit is *niet* rijp genoeg om te eten. (Negatie bij adjectief)
10. De hond is *niet* agressief, hij is vriendelijk. (Ontkenning van karaktereigenschap)