Oefening 1: Enkelvoudige aanwijzende voornaamwoorden
2. *वह* घर बहुत बड़ा है. (Hint: Gebruik het aanwijzende voornaamwoord voor “dat” als het enkelvoud is en ver weg.)
3. *यह* आदमी मेरा दोस्त है. (Hint: Gebruik “dit/deze” voor een man dichtbij.)
4. *वह* लड़की स्कूल जा रही है. (Hint: Gebruik “dat/die” voor een vrouw ver weg.)
5. *यह* फल ताज़ा है. (Hint: Gebruik “dit/deze” voor een enkelvoudig object dichtbij.)
6. *वह* बाज़ार दूर है. (Hint: Gebruik “dat/die” voor een plaats ver weg.)
7. *यह* फूल सुंदर है. (Hint: Gebruik “dit/deze” voor een enkelvoudig bloem dichtbij.)
8. *वह* कुत्ता भौंक रहा है. (Hint: Gebruik “dat/die” voor een dier ver weg.)
9. *यह* पेड़ बहुत ऊँचा है. (Hint: Gebruik “dit/deze” voor een enkelvoudig object dichtbij.)
10. *वह* आदमी डॉक्टर है. (Hint: Gebruik “dat/die” voor een man ver weg.)
Oefening 2: Meervoudige aanwijzende voornaamwoorden
2. *वे* पक्षी आसमान में उड़ रहे हैं. (Hint: Gebruik “die” bij meervoud ver weg.)
3. *ये* किताबें मेरी हैं. (Hint: Gebruik “deze” voor meervoud boeken dichtbij.)
4. *वे* पेड़ बहुत पुराने हैं. (Hint: Gebruik “die” voor meervoud objecten ver weg.)
5. *ये* फूल बगीचे में हैं. (Hint: Gebruik “deze” voor meervoud bloemen dichtbij.)
6. *वे* आदमी पार्क में हैं. (Hint: Gebruik “die” voor meervoud mensen ver weg.)
7. *ये* कलम मेरी टेबल पर हैं. (Hint: Gebruik “deze” voor meervoud dichtbij.)
8. *वे* बच्चे स्कूल जा रहे हैं. (Hint: Gebruik “die” voor meervoud ver weg.)
9. *ये* कुत्ते बहुत प्यारे हैं. (Hint: Gebruik “deze” voor meervoud dieren dichtbij.)
10. *वे* लड़कियां नाच रही हैं. (Hint: Gebruik “die” voor meervoud vrouwen ver weg.)